Instellingen

7


Er komt een vrouw, uit Samaria,

om water te scheppen;
Jezus zegt tot haar: geef mij te drinken!-

8


want zijn leerlingen zijn weggegaan,

de stad in, om etenswaren te kopen.

9


Dan zegt de vrouw,

die Samaritaanse, tot hem:
hoe kunt u, die een Judeeër bent,
van mij te drinken vragen!-
een vrouw,
een Samaritaanse!
Judeeërs gebruiken immers niets samen
met Samaritanen!

10


Jezus antwoordt en zegt tot haar:

als u wist van de gave van God
en wie het is die tot u zegt
‘geef mij te drinken!’,
dan zou ú het hém vragen
en zou hij het u gegeven hebben:
levend water!

11


Zij zegt tot hem:

heer, een schepbak hebt u niet
en de put is diep,-
waar hebt u het dan vandaan,
het levende water?-

12


ú bent toch niet groter dan

onze vader Jakob,
die ons de put gegeven heeft
en er zelf uit heeft gedronken,
en zijn zonen en zijn fokvee óók?!

13


Jezus antwoordt en zegt tot haar:

al wie drinkt van dit water
zal wéér dorst krijgen;

14


maar wie zal drinken van het water

dat ik hem zal geven
krijgt geen dorst meer tot in der eeuwigheid,-
nee, het water dat ik hem zal geven
zal in hem worden
een bron van water dat opwelt
tot eeuwig leven!

15


De vrouw zegt tot hem:

heer, geef mij dat water,-
dat ik geen dorst meer krijg
en niet hierheen hoef te komen
om te scheppen!