ík ben niet bij machte iets uit mijzelf te doen: zoals ik het hoor, zo beoordeel ik, en mijn oordeel is rechtvaardig,- omdat ik niet mijn wil zoek nee, de wil van wie mij heeft uitgestuurd;
als ík getuig over mijzelf, is mijn getuigenis niet waarachtig;
32
er is een ander die over mij getuigt, en ik weet dat het waar is,- -het getuigenis dat hij over mij betuigt!-
33
gíj hebt gezanten gezonden naar Johannes, en hij heeft getuigd voor de waarheid;
34
maar ik-voor-mij neem niets aan naar getuigenis van een mens, nee, ik zeg deze dingen opdat gíj zult worden gered;
35
híj is de lamp geweest die brandde en wist te schijnen, maar gíj wilt dít: voor een uur jubelen in zijn licht;
36
maar ik heb het getuigenis dat groter is dan dat van Johannes; want de werken die de Vader mij te voltooien heeft gegeven,- de werken die ik afmaak betuigen over mij dat de Vader mij heeft uitgezonden;
37
en die mij gestuurd heeft, de Vader, híj heeft over mij getuigd, ook al hebt ge zijn stem nooit gehoord en zijn gezicht nooit gezien;
38
ook zijn spreken hebt ge niet als iets dat in u blijft, want die híj heeft uitgezonden, hem schenkt gíj geen geloof;