Instellingen

10


Maar met dat zijn broers opklimmen

naar het feest,
dán klimt ook híj op,
niet openlijk,
nee, zo’n beetje in het verborgene.

11


Toen zijn de Judeeërs

naar hem gaan zoeken op het feest;
ze hebben gezegd: waar is híj?

12


In de scharen is er

veel gemonkel over hem geweest;
sommigen hebben gezegd:
hij is een goed iemand!,
maar anderen hebben gezegd:
nee, hij brengt de schare in dwaling!

13


Niemand echter heeft

in de openbaarheid over hem gesproken
uit vrees voor de Judeeërs.

14


Maar als het feest al op de helft is

klimt Jezus op naar het heiligdom
en is daar gaan onderrichten,-

15


tot verwondering dan van de Judeeërs,

die hebben gezegd:
hoe heeft hij weet van de Schriften
zonder te hebben geleerd?

16


Dan antwoordt Jezus hun en zegt:

mijn onderricht is niet van mijzelf
nee, van hem die mij gestuurd heeft;

17


als iemand de wil heeft om

zijn wil te doen,
zal hij van dit onderricht wel onderkennen
of het uit God is
of dat ik van mijzelf uit spreek;

18


wie van zichzelf uit spreekt,

zoekt de eigen glorie,
maar wie de glorie zoekt
van wie hem heeft gestuurd,
die is waarachtig;
ongerechtigheid is er in hem niet!-