Toen zijn de Judeeërs naar hem gaan zoeken op het feest; ze hebben gezegd: waar is híj?
12
In de scharen is er veel gemonkel over hem geweest; sommigen hebben gezegd: hij is een goed iemand!, maar anderen hebben gezegd: nee, hij brengt de schare in dwaling!
13
Niemand echter heeft in de openbaarheid over hem gesproken uit vrees voor de Judeeërs.
14
Maar als het feest al op de helft is klimt Jezus op naar het heiligdom en is daar gaan onderrichten,-
15
tot verwondering dan van de Judeeërs, die hebben gezegd: hoe heeft hij weet van de Schriften zonder te hebben geleerd?
16
Dan antwoordt Jezus hun en zegt: mijn onderricht is niet van mijzelf nee, van hem die mij gestuurd heeft;
17
als iemand de wil heeft om zijn wil te doen, zal hij van dit onderricht wel onderkennen of het uit God is of dat ik van mijzelf uit spreek;
18
wie van zichzelf uit spreekt, zoekt de eigen glorie, maar wie de glorie zoekt van wie hem heeft gestuurd, die is waarachtig; ongerechtigheid is er in hem niet!-