Instellingen

1


Maar Jezus vertrekt naar de Olijfberg.

2


’s Morgens vroeg

bereikt hij weer het heiligdom,-
waar heel de gemeenschap
tot hem is gekomen
en hij, neergezeten, hen heeft onderricht.

3


Maar de schriftgeleerden en de Farizeeërs

brengen een vrouw mee,
op overspel betrapt;
ze stellen haar op in het midden

4


en zeggen tot hem:

u geeft onderricht, welnu,
deze vrouw is op heterdaad betrapt
op overspel;

5


in de Wet heeft Mozes ons geboden

zulke (vrouwen) te stenigen;
ú dan, wat zegt u?

6


Maar dit hebben ze gezegd

om hem te beproeven,
zodat ze iets zouden hebben
om hem aan te klagen.
Maar Jezus heeft zich
naar beneden gebukt
en is met zijn vinger gaan
‘schrijven in de aarde’ (Jer. 17,13).

7


Maar als ze hem vragen blijven stellen

richt hij zich op en zegt hij tot hen:
wie van u zonder zonde is
werpe als eerste een steen naar haar!

8


Weer heeft hij zich gebukt

en is gaan ‘schrijven in de aarde’.

9


Maar op het horen hiervan

zijn ze één voor één weggegaan,
te beginnen bij de oudsten;
helemaal alleen wordt hij achtergelaten,
met de vrouw
die het middelpunt was.

10


Maar Jezus richt zich op en zegt tot haar:

vrouw, waar zijn ze?-
heeft niemand je veroordeeld?

11


Maar zij zegt: niemand, heer!

Maar Jezus zegt: ook ik veroordeel je niet;
ga heen,
en zondig van nu af niet meer!