Instellingen

12


Als Jezus dan weer tot hen spreekt

zegt hij:
ík ben
het licht der wereld,
wie mij volgt
zal niet wandelen in het duister,
nee, die zal het licht des levens hebben!

13


Dan zeggen de Farizeeërs tot hem:

uzelf betuigt iets over uzelf,-
uw getuigenis is niet waar!

14


Jezus antwoordt en zegt tot hen:

ook als ík iets betuig over mijzelf
is mijn getuigenis waar,
omdat ik weet vanwaar ik ben gekomen
en waarheen ik ga;
ú weet niet vanwaar ik kom
of waarheen ik ga;

15


ú oordeelt naar het vlees,

ík oordeel niemand;

16


en als ík (toch) oordeel

is mijn oordeel waarachtig,
omdat ik niet alleen ben:
nee, het is ík en hij
die mij gestuurd heeft;

17


en in de Wet -toch ook de uwe!-

is geschreven dat het getuigenis
van twee mensen
waar is;

18


ík ben het die getuigt over mijzelf,

en over mij getuigt de Vader
die mij heeft gestuurd!

19


Toen hebben ze tot hem gezegd:

waar is hij, uw vader?
Jezus antwoordt:
u hebt geen weet van mij
en u hebt geen weet van mijn Vader;
als u wist van mij
zoudt ge ook van mijn Vader weten!

20


Deze woorden spreekt hij uit

in de schatbewaking
tijdens zijn onderricht in het heiligdom;
en niemand grijpt hem,
omdat zijn uur nog niet gekomen is.