Als Jezus dan weer tot hen spreekt zegt hij: ík ben het licht der wereld, wie mij volgt zal niet wandelen in het duister, nee, die zal het licht des levens hebben!
Dan zeggen de Farizeeërs tot hem: uzelf betuigt iets over uzelf,- uw getuigenis is niet waar!
14
Jezus antwoordt en zegt tot hen: ook als ík iets betuig over mijzelf is mijn getuigenis waar, omdat ik weet vanwaar ik ben gekomen en waarheen ik ga; ú weet niet vanwaar ik kom of waarheen ik ga;
15
ú oordeelt naar het vlees, ík oordeel niemand;
16
en als ík (toch) oordeel is mijn oordeel waarachtig, omdat ik niet alleen ben: nee, het is ík en hij die mij gestuurd heeft;
17
en in de Wet -toch ook de uwe!- is geschreven dat het getuigenis van twee mensen waar is;
18
ík ben het die getuigt over mijzelf, en over mij getuigt de Vader die mij heeft gestuurd!
19
Toen hebben ze tot hem gezegd: waar is hij, uw vader? Jezus antwoordt: u hebt geen weet van mij en u hebt geen weet van mijn Vader; als u wist van mij zoudt ge ook van mijn Vader weten!
20
Deze woorden spreekt hij uit in de schatbewaking tijdens zijn onderricht in het heiligdom; en niemand grijpt hem, omdat zijn uur nog niet gekomen is.