Instellingen

22


Maar Paulus gaat

midden op de Areopagus staan
en verklaart:
mannen Atheners, in alles
beschouw ik u als mensen met
groot ontzag voor demonen,

23


want toen ik rondliep en (de

tekenen van) uw vroomheid aanschouwde,
vond ik ook een onderstuk
waarop geschreven was:
voor een onkenbare god!-
wat ge dan zonder het te kennen vereert,
dat verkondig ík u;

24


de God die de wereld heeft gemaakt

en alles wat daarin is,
die Heer is van hemel en aarde,
hij woont niet in tempelhallen
met handen gemaakt;

25


ook laat hij zich niet

door menselijke handen verzorgen
als hij iets nodig heeft
die zelf aan allen leven en adem
en alle dingen gegeven heeft;

26


ook heeft hij uit één bloed

elk mensenvolk gemaakt
om te wonen op heel het aanschijn
van de aarde,
nadat hij toegemeten tijdsgewrichten
en de grenzen van hun woongebied
heeft afgegrensd,-

27


om God te zoeken

en misschien hem te tasten en te vinden
die toch al niet ver van
ieder van ons bestaat;

28


want door hem leven wij

en bewegen wij en zijn wij,
zoals ook sommigen
van de dichters bij u hebben gezegd:
‘uit hem immers zijn wij ook geboortig’;

29


als wij dan uit God geboortig zijn

mogen we niet menen
dat het goddelijke
gelijkenis heeft met goud of zilver of steen,
bewerkt door vakkundigheid
en een inval van een mens;