want toen ik rondliep en (de tekenen van) uw vroomheid aanschouwde, vond ik ook een onderstuk waarop geschreven was: voor een onkenbare god!- wat ge dan zonder het te kennen vereert, dat verkondig ík u;
24
de God die de wereld heeft gemaakt en alles wat daarin is, die Heer is van hemel en aarde, hij woont niet in tempelhallen met handen gemaakt;
25
ook laat hij zich niet door menselijke handen verzorgen als hij iets nodig heeft die zelf aan allen leven en adem en alle dingen gegeven heeft;
26
ook heeft hij uit één bloed elk mensenvolk gemaakt om te wonen op heel het aanschijn van de aarde, nadat hij toegemeten tijdsgewrichten en de grenzen van hun woongebied heeft afgegrensd,-
27
om God te zoeken en misschien hem te tasten en te vinden die toch al niet ver van ieder van ons bestaat;
28
want door hem leven wij en bewegen wij en zijn wij, zoals ook sommigen van de dichters bij u hebben gezegd: ‘uit hem immers zijn wij ook geboortig’;
29
als wij dan uit God geboortig zijn mogen we niet menen dat het goddelijke gelijkenis heeft met goud of zilver of steen, bewerkt door vakkundigheid en een inval van een mens;