Instellingen

1


Maar als in deze dagen

de leerlingen vermeerderen,
geschiedt er een gemor
van de Helleenssprekenden
tegen de Hebreeuwssprekenden,
omdat in de dagelijkse bediening
hún weduwen verwaarloosd zijn.

2


Maar de twaalf roepen

de menigte van de leerlingen tot zich
en zeggen: het is ook niet juist
als wij het spreken over God nalaten
om tafels te bedienen;

3


maar, broeders,

kiest zeven mannen uit van goed getuigenis,
uit uw midden,
vol van geestesadem en wijsheid,
die wij zullen aanstellen
over wat hierin nodig is;

4


maar wíj zullen ons toeleggen

op het gebed
en de bediening van het woord!

5


Dit woord is voor het aanschijn

van heel de menigte juist,
en zij kiezen Stefanus uit,
een man vol van geloof
en heilige geest, en Filippus,
Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas
en Nikolaüs, een nieuwkomer uit Antiochië.

6


Hen stellen zij voor het aanschijn van

de apostelen,
en die bidden en leggen hun de handen op.