Maar de rechtvaardiging uit geloof zegt het zó: zeg niet in je hart ‘wie zal opklimmen naar de hemel?’ (Deut. 30,12); dat is: Christus naar beneden voeren;
7
of: ‘wie zal neerdalen naar de afgrond?’ (Ps. 107,26); dat is: Christus uit de doden omhoogvoeren.
8
Nee, wat zegt zij?- ‘dicht bij jou is het woord, in je mond en in je hart!’ (Deut. 30,14); dat is het woord des geloofs dat wij prediken,-
9
omdat, als je met je mond belijdt dat Jezus Heer is en met je hart gelooft dat God hem uit de doden heeft opgewekt, je zult worden behouden.
10
Want met een hart gelooft men tot gerechtigheid en met een mond belijdt men tot behoud.