want als we leven leven wij voor de Heer en als we sterven sterven wij voor de Heer; of wij dan leven of dat wij sterven, wij zijn van de Heer!
9
Want daartoe is Christus gestorven en levend geworden: dat hij én over doden én over levenden Heer zal zijn!
10
Dus jij, wat oordeel je over je broeder-of-zuster? Of ook jij, wat minacht jij je broeder-of-zuster? Want allen komen wij eens te staan voor de rechterstoel van God.
11
Want er is geschreven: ‘zowaar ik leef, zegt de Heer: voor mij zal buigen alle knie, en alle tong zal lof toebrengen aan God’ (Jes. 49,18; 45,23).
12
Dus zal dan ieder van ons over zichzelf het woord moeten doen bij God.
13
Laten wij dan niet meer elkaar oordelen; nee, laat liever dit uw oordeel zijn: aan de broeder-of-zuster geen aanstoot of ergernis geven.
14
In eenheid met de Heer Jezus weet ik en ben ik ervan overtuigd dat niets op zichzelf profaan is; alleen als iemand iets als profaan beschouwt, voor hem is het profaan.
15
Maar als je broeder-of-zuster door een spijze wordt bedroefd, dan wandel je niet meer overeenkomstig liefde; richt niet door jouw spijze hem-of-haar te gronde voor wie Christus is gestorven!
16
Laat dan wat ge aan goed hebt niet belasterd worden.
17
Want het koninkrijk van God is niet spijs en drank, maar gerechtigheid en vrede en vreugde, in de heilige Geest.
18
Want wie hierin de Gezalfde dienstbaar is is welgevallig aan God en gewaardeerd bij de mensen.
19
Dus laten we dan najagen wat de vrede dient en de opbouw naar elkaar toe.