1 | Wij die vol kracht zijn, zijn verschuldigd de zwakheden van wie niet krachtig zijn te torsen, en niet onszelf te behagen.
| |
2 | Laat ieder van ons de naaste behagen ten goede, tot opbouw.
| |
3 | Want ook de Gezalfde heeft niet zichzelf behaagd,- nee, zoals geschreven staat: ‘de smadingen van wie u smaden zijn over mij gevallen’ (Ps. 69,10).
| |
4 | Want al wat tevoren werd geschreven, werd geschreven om ons te onderrichten, opdat wij door de volharding en door de troosttoeroeping van de Schriften de hoop vasthouden.
| |
5 | De God van de volharding en de troosttoeroeping moge u geven onder elkaar op hetzelfde bedacht te zijn overeenkomstig Christus Jezus,
| |
6 | opdat ge eensgezind met één mond de God en Vader van onze Heer Jezus Christus verheerlijkt.
| |
7 | Daarom, neemt elkaar aan zoals ook de Gezalfde ons heeft aangenomen, tot glorie van God.
| |
8 | Want ik zeg dat Christus voor de waarachtigheid van God bedienaar van de besnijdenis geworden is, om de aankondigingen aan de vaderen te bevestigen,
| |
9 | en opdat de heidenen voor zijn ontferming God zullen loven, zoals geschreven staat: ‘daarom zal ik u belijden onder heidenen en voor uw naam psalmzingen!’ (Ps. 18,50);
| |
10 | en elders zegt hij: ‘weest vrolijk, heidenen, samen met zijn gemeente!’ (Deut. 32,43);
| |
11 | en elders: ‘looft, alle heidenen, de Heer, en laten alle gemeenschappen hem prijzen!’
(Ps. 117,1);
| |
12 | en elders zegt Jesaja: ‘het zal de wortel van Jesse zijn, hij die opstaat om over heidenen te heersen; op hem zullen heidenen hopen!’ (Jes. 11,10).
| |
13 | Moge de God van de hoop u vervullen van alle vreugde en vrede in het geloven, zodat gij overvloedig wordt in de hoop, in kracht van de heilige Geest!
| |
14 | Maar ik ben er van overtuigd, broeders-en-zusters van mij, ik voor mij over u, dat ge zelf vol zijt van goedheid, vervuld van alle kennis, bij machte ook elkaar terecht te wijzen.
| |
15 | Toch heb ik u nogal gedurfd geschreven, voor een deel, als iemand die u dingen in herinnering brengt, door de genade die mij van Godswege is gegeven,
| |
16 | om voor de heidenen een liturg van Christus Jezus te zijn, in het heilige werk van de evangelieverkondiging van God, opdat de offerande van de heidenen welaangenaam zal worden, geheiligd door de heilige Geest.
| |
17 | In het staan voor God heb ik dan ook stof tot roemen in Christus Jezus.
| |
18 | Want ik zal het niet wagen over iets anders te spreken dan over wat Christus door mij heeft bewerkt tot gehoorzaamheid van heidenen, door woord en werk,
| |
19 | in de kracht van tekenen en wonderen, in de kracht van de Geest,- zodat ik van Jeruzalem uit in het rond tot het Illyrische toe de evangelieverkondiging van de Gezalfde heb vervuld.
| |
20 | Maar zo, dat ik er een eer in gesteld heb om het evangelie niet te verkondigen waar de naam van Christus al genoemd werd, om niet op andermans fundament te bouwen,
| |
21 | maar zoals geschreven staat: ‘zien zullen zij aan wie over hem niet is verkondigd, en die niets hadden gehoord zullen verstaan’ (Jes. 52,15).
| |
22 | Daarom ben ik ook zo vaak verhinderd geweest om tot u te komen;
| |
23 | maar nu ik geen werkplek meer heb in deze windstreken, hunker ik al sinds heel wat jaren om tot u te komen
| |
24 | zodra ik naar Spanje reis. Want ik hoop op doorreis u te aanschouwen en door u daar vooruitgeholpen te worden, als ik eerst enigermate van u heb mogen genieten.
| |
25 | Maar nu reis ik naar Jeruzalem om de heiligen van dienst te zijn.
| |
26 | Want Macedonië en Achaje hebben het goede besluit genomen een oefening in delen te houden voor de armen onder de heiligen in Jeruzalem.
| |
27 | Want ze hebben dat goede besluit genomen, maar zijn het hun ook schuldig: want als de heidenen deel gekregen hebben aan hun geestelijke goederen, zijn zij ook verschuldigd in de vleselijke zaken diensten te verlenen aan hen.
| |
28 | Wanneer ik dan dit voltooid heb en hun deze opbrengst verzegeld heb afgedragen, zal ik via u naar Spanje vertrekken.
| |
29 | Maar ik weet: als ik tot u kom, zal ik komen in een volheid van zegen van Christus!
| |
30 | Maar ik roep u op, broeders-en-zusters, bij onze Heer, Jezus Christus, en bij de liefde van de Geest, met mij mee te strijden in uw gebeden voor mij tot God,
| |