Dus zijn wij met hem begraven door de dompeling in de dood, opdat zoals Christus uit de doden is opgewekt, door de glorie van de Vader, zo ook wíj in vernieuwing van leven zullen wandelen.
Want als wij een medeplanting zijn geworden in de gelijkheid aan hem in zijn dood, dan zullen wij het ook zijn in zijn opstanding,
6
nu wij dít weten dat ons oude mens-zijn medegekruisigd is opdat het lichaam van de zonde buiten werking wordt gesteld en wij niet meer dienstbaar zijn aan de zonde.
7
Want wie gestorven is, is rechtens vrijgesproken van de zonde.
8
Als wij gestorven zijn met Christus, geloven wij dat wij ook met hem zullen leven,
9
wetend dat Christus, opgewekt uit de doden niet meer sterft,- de dood is geen heer meer over hem.
10
Want sinds hij gestorven is, is hij gestorven voor de zonde,- eens-en-voor-al; sinds hij leeft, leeft hij voor God.
11
Zo ook gíj: rekent ermee dat gij dood zijt voor de zonde maar levend voor God in Christus Jezus.
12
Laat dan de zonde geen koning zijn in uw sterfelijke lichaam zodat ge gehoorzaamt aan de verlangens daarvan,
13
en stelt uw leden niet ter beschikking aan de zonde als wapenrusting van ongerechtigheid, maar stelt uzelf ter beschikking aan God, u die uit de doden lééft, en uw leden als wapenrusting van gerechtigheid aan God,
14
want zonde zal geen heer over u zijn; want ge staat niet onder een wet maar onder genade.