Want wat ik uitwerk weet ik niet; want wat ik wil, dat verricht ik niet, maar wat ik haat, dat doe ik!
16
Maar wat ik niet wil, als ik dát doe, dan stem ik met de Wet in dat die juist is.
17
Maar nu bewerk ik het niet meer, maar de zonde die in mij woont.
18
Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont. Want het willen ligt bij mij, maar bewerken wat juist is niet.
19
Want goed dat ik wil doe ik niet, maar kwaad dat ik niet wil, dat verricht ik.
20
Maar als ik dat doe wat ik niet wil, bewerk ik dat niet meer maar de zonde die in mij woont.
21
Dus vind ik bij mij die wil doen wat juist is deze wet: dat het kwade bij mij ligt.
22
Want ik verlustig mij in de Wet van God naar de inwendige mens,
23
maar ik zie in mijn leden een andere wet die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij een gevangene maakt in de wet der zonde die ik in mijn leden heb.
24
Ik, ellendig mens!- wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?
25
Dank aan God!, door Jezus Christus, onze Heer. Dus ben ik dan met het verstand wel dienstbaar aan een wet van God, maar met het vlees aan een wet van zonde.