Instellingen

1


Paulus, apostel-en-afgezant,

niet van mensen
en niet door tussenkomst van een mens
maar door Jezus Christus en God de Vader
die hem heeft opgewekt uit de doden,

2


en alle broeders die bij mij zijn,-

aan de vergaderingen van Galatië:

3


genade voor u en vrede!,

vanuit God onze Vader
en de Heer Jezus Christus,

4


die zichzelf gegeven heeft voor onze zonden,

om ons te ontrukken aan
de nu bestaande boze eeuw,
naar de wil van onze God en Vader,

5


aan wie de glorie toekomt

tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.

6


Ik ben verwonderd dat ge u zo snel

van hem die u in de genade van Christus
heeft geroepen, laat afbrengen
naar een andersoortige verkondiging,

7


terwijl er geen andere ís,

behalve dat er sommigen zijn
die u verwarren
en de verkondiging van de Gezalfde
willen verdraaien!

8


Nee, ook als wijzelf,-

of een aankondig-engel uit de hemel,
u iets zou verkondigen
afwijkend van wat wij u
hebben verkondigd,
die zij vervloekt!

9


Zoals wij eerder hebben gezegd

zeg ik het nu weer:
als iemand u iets verkondigt
anders dan wat ge hebt aangenomen,
die zij vervloekt!

10


Want overreed ik nu mensen of God?-

of zoek ik ernaar om mensen te behagen?
Nee, als ik mensen behaagde
zou ik Christus’ dienaar niet zijn.

11


Want van de verkondiging die door mij

is verkondigd
maak ik u bekend, broeders-en-zusters,
dat die niet naar de mens is;

12


want ík heb die ook niet van een mens

aangenomen of onderricht gekregen,
maar door een openbaring
van Jezus Christus.

13


Want ge hebt wel gehoord

van mijn wandel voorheen
in het joodse geloof,
dat ik de vergadering van God
hevig vervolgd heb en heb getracht haar
uit te roeien,

14


en dat ik het in het joodse geloof

verder gebracht heb dan vele leeftijdgenoten
in mijn generatie, door overvloediger dan zij
een ijveraar te zijn voor
de overleveringen van mijn voorvaderen.

15


Maar toen het hem

die ‘sinds de schoot van mijn moeder
mij heeft afgezonderd
en door zijn genade heeft geroepen’ (Jes. 49,1)
behaagde

16


zijn zoon in mij te openbaren,

opdat ik hem zou verkondigen
onder de volkeren,
ben ik niet meteen
te rade gegaan bij vlees en bloed

17


en ook niet opgegaan naar Jeruzalem,

naar hen die eerder dan ik apostelen werden,
nee, ik ben weggegaan naar Arabië
en toen weer teruggekeerd naar Damascus.

18


Vervolgens ben ik drie jaren later

opgegaan naar Jeruzalem
om Kefas te ontmoeten
en ben ik vijftien dagen bij hem gebleven;

19


maar van de andere apostelen

heb ik niemand gezien,
behalve Jakobus, de broer van de Heer;

20


wat ik u hier schrijf,

zie, voor het aanschijn van God: ik lieg niet!

21


Vervolgens ben ik gegaan

naar de gewesten van Syrië en Cilicië.

22


Ik was van aanschijn een onbekende

voor de vergaderingen van Judea die
één met Christus waren;

23


alleen hoorden zij telkens:

hij die ons voorheen vervolgde
verkondigt nu het geloof
dat hij voorheen trachtte uit te roeien!-

24


en zij verheerlijkten God om mij.