Instellingen

1


Broeders-en-zusters,

zelfs als een mens meegesleurd wordt
in een of andere misstap,
moet gíj die door de Geest geleid wordt
zo iemand terechthelpen
in een geest van zachtmoedigheid,
ziende op uzelf,
dat gíj niet óók in verzoeking komt!

2


Verdraagt elkaars lastigheden;

zó zult ge Christus’ wet vervullen.

3


Want als iemand meent iets te zijn

terwijl hij niets is,
bedriegt hij zichzelf.

4


Nee, laat ieder zijn eigen werk toetsen,

en dán zal hij zijn roem
vóór zich houden
en niet naar de ander…,

5


want ieder zal zijn eigen vrachtje dragen.

6


Maar wie onderwezen wordt in het woord

moet wie hem onderwijst laten delen
in alle goede dingen.

7


Dwaalt niet:

God laat niet met zich spotten;
want al wat een mens zaait
dat zal hij ook oogsten;

8


want wie zaait in de akker van

zijn eigen vlees
zal er verderf van oogsten,
maar wie zaait in de akker van de Geest
zal van de Geest eeuwig leven oogsten;

9


laten wij in goed-doen

niet verslappen;
te gelegener tijd immers
zullen wij oogsten
als we niet verflauwen.

10


Laten we daarom dan zolang wij tijd hebben

goede werken doen aan allen,
maar het meest aan
de huisgenoten des geloofs!