dat ge tegen uw eerdere gedrag in het oude mens-zijn moet afleggen dat tegen de bedrieglijke verlangens in te gronde gaat,
23
dat ge vernieuwd moet worden door de geest van uw denken
24
en het nieuwe mens-zijn moet aantrekken dat naar God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid.
25
Daarom: legt de leugen af en ‘spreekt waarheid, ieder met zijn naaste’ (Zach. 8,16), omdat wij ledematen van elkaar zijn;
26
‘weest toornig maar zondigt niet’ (Ps. 4,5): laat de zon over uw toorn niet ondergaan,
27
en geeft geen plek aan de uiteenwerper;
28
de dief moet niet meer stelen maar zich liever moe maken door met de eigen handen het goed bijeen te werken,- dan heeft hij iets om weg te geven aan wie gebrek heeft;
29
laat geen enkel rot woord uit uw mond voortkomen,- alleen maar iets goeds, tot opbouw, waar gebrek aan is; dan geeft dat genade aan allen die het horen;
30
bedroeft de heilige Geest van God niet waarmee ge zijt gezegeld en gestempeld tot aan de dag van de verlossing.
31
Laat alle wrok, drift, toorn, geschreeuw en lastering met alle kwaad van dien van u worden weggenomen,
32
en weest jegens elkaar goedertieren, barmhartig en elkander begenadigend, zoals ook God in Christus u begenadigd heeft!