waarmee ge elkaar kunt verdragen en begenadigen als iemand tegen iemand een grief heeft; zoals ook de Heer u heeft begenadigd, zo ook gij.
14
Voegt bij dit alles de liefde, die de band van de volmaaktheid is.
15
En de vrede van de Gezalfde moet in uw harten heersen; daartoe zijt ge ook geroepen in één lichaam. En weest dankbaar.
16
Laat het woord van de Gezalfde rijkelijk in u wonen, zodat ge in alle wijsheid elkaar onderricht en vermaant, met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen in de genade in uw harten zingend voor God;
17
en al wat ge doen zult in woord of in werk, laat alles zijn in de naam van de Heer Jezus en dankt God de Vader door hem.
18
Vrouwen, stelt u onder de mannen, zoals het in de Heer betaamt;
19
mannen, hebt de vrouwen lief en weest niet bitter tegen hen.
20
Kinderen, weest in alles gehoorzaam aan de ouders, want dat is in de Heer welgevallig;
21
vaders, tergt uw kinderen niet, opdat ze niet mismoedig worden.
22
Dienstknechten, weest in alles gehoorzaam aan wie naar vlees-en-bloed uw heren zijn,- niet met ogendiensten als waart ge mensenbehagers, maar in eenvoud van hart, met ontzag voor de Heer;
23
wat ge ook doet, werkt met hart-en-ziel: het is voor de Heer en niet voor mensen;
24
en weet dat ge van de Heer als beloning het erfdeel zult mogen aannemen; weest dienstbaar aan de Heer, Christus.
25
Want wie onrecht doet zal het onrecht dat hij heeft gedaan te dragen krijgen, en er is geen aanneming van het aanschijn.