Instellingen

1


Allen die als dienstknechten

onder een juk lopen,
moeten de eigen meesters
alle eer waardig achten,
opdat de naam van God
en het onderricht niet
belasterd worden.

2


Zij die gelovige meesters hebben, moeten hen

niet minachten omdat ze broeders zijn,
maar hun veeleer dienstbaar zijn,
omdat ze gelovigen zijn en geliefden,
die zich toeleggen op weldoen.
Leer deze dingen en moedig er in aan.

3


Als iemand iets anders leert

en niet komt tot de gezonde woorden
van onze Heer, Jezus Christus,
en bij de leer
die overeenkomt met godsvrucht,-

4


die is opgeblazen; hij weet niets

maar maakt zich ziek over
haarkloverijen en woordgevechten,
waaruit voortkomt: afgunst, twist,
lasteringen, boze vermoedens,

5


oeverloze discussies van mensen die

in het denken bedorven zijn
en van de waarheid beroofd,
en die menen dat er met de godsvrucht
te verdienen is.

6


Er is met de godsvrucht

veel te verdienen, maar dan
wel gepaard met eigen onderhoud.

7


Want wij hebben niets

ingedragen in de wereld,
omdat wij er evenmin
iets kunnen uitdragen.

8


Als we kost en kleren hebben,

zullen we daarmee onszelf onderhouden.

9


Maar zij die rijk willen worden

vallen in verzoeking en valstrik,
en in vele ondoordachte en
schadelijke verlangens,
die de mensen laten verzinken
in verderf en ondergang.

10


Want de wortel van alle kwaad

is de liefde voor geld;
door daaraan toe te geven
zijn sommigen van het geloof afgedwaald
en hebben zij zichzelf doorboord
met vele smarten.

11


Jij, mens van God,

ontvlucht die dingen!-
en jaag gerechtigheid na,
godsvrucht, geloof, liefde,
volharding en zachtzinnigheid.

12


Strijd de goede strijd van het geloof,

neem het eeuwige leven in ontvangst
waartoe je bent geroepen
en waarvoor je de goede belijdenis
hebt beleden voor het aanschijn van
vele getuigen.

13


Ik verkondig je

voor het aanschijn van God die
alle dingen ten leven wekt,
en Christus Jezus die voor
Pontius Pilatus de goede belijdenis
heeft betuigd:

14


bewaar het gebod onbevlekt

en onaantastbaar tot aan de
verschijning van onze Heer, Jezus Christus,

15


die hij op zijn tijden zal tonen,

hij, de zalige en alleen-machtige,
de Koning der koningen en
Heer der heersers;

16


hij heeft als enige onsterfelijkheid,

hij bewoont een ontoegankelijk licht;
geen der mensen heeft hem gezien
en geen is bij machte hem te zien;
hem zij eer en eeuwige sterkte.
Amen.

17


Verkondig aan de rijken

in de eeuw van nu
dat ze niet hooghartig moeten zijn,
en hun hoop niet gevestigd
moeten houden op een rijkdom
die onzeker is, maar op een God
die ons alle dingen rijkelijk verschaft
om van te genieten,-

18


laat ze goede dingen bewerken,

rijk zijn in goede werken,
vrijgevig zijn en mededeelzaam,

19


waardoor zij voor zich

als schat verzamelen
een goed fundament voor de toekomst
om het werkelijke leven
te mogen aannemen.

20


O Timoteüs, bewaar het pand

dat je is toevertrouwd
en keer je af van de platgetreden
holle klanken en opwerpingen van de
bedrieglijk zogenoemde ‘kennis’

21

die sommigen verkondigen
en waarmee ze het geloof
zijn kwijtgeraakt.
De genade zij met jullie!