Instellingen

1


Maar weet dit,

dat er in de laatste dagen
zware tijden aanstaande zullen zijn.

2


Want de mensen zullen

zelfzuchtig zijn, geldzuchtig,
praalziek, hoogmoedig, lasterlijk,
aan ouders ongehoorzaam,
ondankbaar, onheilig,

3


ongevoelig, onverzoenlijk,

tweespalt-zaaiend,
onbeheerst, onhandelbaar,
onwelwillend tot het goede,

4


verraderlijk, vermetel, opgeblazen,

meer genotsvrienden dan Godsvrienden;

5


ze hebben de schijn van vroomheid

maar verloochenen de kracht daarvan;
keer je van hen af!

6


Want uit hun midden zijn zij

die de huizen binnendringen
en vrouwtjes inpakken
die bedolven zijn onder zonden,
meegesleept door velerlei begeerten,

7


die altijd bezig zijn met leren

en maar nooit tot erkenning
van waarheid kunnen komen.

8


Op de wijze waarop Jannes en Jambres

Mozes hebben weerstaan,
zó weerstaan ook deze mannen
de waarheid; het zijn mensen
wier denken bedorven is
en wier geloof het in een toets
niet houdt.

9


Maar zij zullen het

niet veel verderbrengen;
want hun gebrek aan inhoud
zal allen overduidelijk zijn,
zoals ook dat van hen
het is geweest.

10


Maar jij, jij bent mij nagevolgd

in de leer, het gedrag, het streven,
het geloof, het geduld, de liefde,
de volharding,

11


de vervolgingen en al het lijden

dat mij is overkomen
in Antiochië, in Ikonium, in Lystra;
hoevele vervolgingen heb ik niet
moeten verdragen, en aan die alle
heeft de Heer mij ontrukt.

12


Maar allen ook die vroom willen leven

in Christus Jezus
zullen vervolgd worden.

13


Boosaardige mensen en zwendelaars

zullen van kwaad tot erger gaan:
ze misleiden en worden misleid.

14


Maar jij,

blijf bij wat je geleerd hebt
en waarin je bent gaan geloven,
wetend van welke mensen
je het hebt geleerd,

15


en omdat je van kindsbeen af

weet hebt van heilige geschriften
die de kracht in zich hebben
om jou wijsheid te schenken
tot redding door het geloof
in Christus Jezus.

16


Alle Schriftwoord is

van God doorademd
en nuttig tot onderrichting,
tot weerlegging, tot verbetering,
tot de opvoeding in gerechtigheid,

17


opdat de mens van God

volkomen zal zijn,
voor alle goed werk
volledig toegerust.