op het laatst, in deze dagen, heeft hij gesproken tot ons in een zóón die hij gesteld heeft tot erfgenaam van alles, om wie hij ook de eeuwigheden heeft gemaakt.
3
Hij is afstraling van zijn glorie en afdruk van zijn bestaan; hij draagt alles door zijn krachtig woord; reiniging van de zonden is zijn daad; hij is gezeten ter rechterhand van de majesteit in den hoge,
4
méér geworden dan de engelen zoals hij ook een naam voortreffelijker dan de hunne heeft geërfd.
5
Immers, tot wie van de engelen heeft hij ooit gezegd: ‘mijn zoon ben jij, ik heb jou heden verwekt’ (Ps. 2,7)?, en vervolgens: ‘ik zal hem tot een vader zijn en hij zal mij zijn tot een zoon’ (2 Sam. 7,14)?
6
En vervolgens, wanneer hij de eerstgeborene binnenbrengt in het wereldhuis, zegt hij: ‘buigen moeten zich voor hem alle engelen van God’ (Ps. 97,7).