Zoals bij geloof hoort zijn al dezen gestorven zonder het beloofde verkregen te hebben; maar zij hebben dat van verre gezien en begroet, belijdend dat zij ‘vreemdelingen en bijwoners zijn op het aardland’ (Gen. 23,4).
Want wie zulke dingen zeggen laten duidelijk blijken dat zij op zoek zijn naar een vaderland.
15
En als zij zouden denken aan datgene waaruit zij zijn weggegaan, hadden zij een tijd om op hun schreden terug te keren.
16
Maar nee, zij verlangen naar een beter, dat is een hemels vaderland; daarom schaamt God zich niet om aangeroepen te worden als hun God; want hij heeft voor hen een stad bereid.