Instellingen

1


Laat de broeder-en-zusterliefde blijven.

2


Vergeet de gastvrijheid

voor vreemdelingen niet;
want daardoor hebben sommigen
ongemerkt engelen te gast gehad.

3


Gedenkt de gebondenen

als waart ge mét hen gebonden,
en hen die mishandeld worden
als mensen die zelf ook
een lichaam hebben.

4


Het huwelijk blijve in ere

bij allen en het bed onbevlekt;
want hoereerders en overspeligen
zal God oordelen.

5


Houdt uw handel-en-wandel

vrij van geldzucht;
weest tevreden met wat er is.
Híj immers heeft gezegd:
‘ik zal je niet begeven
en je niet verlaten’ (Joz. 1,5),

6


zodat wij moedig kunnen zeggen:

‘de Heer is mij een helper,
ik zal niet vrezen;
wát kan een mens mij doen?’ (Ps. 118,6).

7


Gedenkt uw voorgangers,

die tot u het woord van God
gesproken hebben;
beschouwt de uitkomst van
hun wandel
en volgt hun geloof na.

8


Jezus Christus is

gisteren en heden dezelfde
en tot in de eeuwigheden;

9


laat u niet meeslepen door

veelkleurige en vreemde leringen,
want het is goed dat het hart
vastheid vindt in genade
en niet in spijswetten;
zij die daarmee rondwandelen
hebben er geen baat bij gehad.

10


Wij hebben een altaar

waarvan zij die in de tent God vereren
niet mogen eten.

11


Want van de dieren waarvan

door de hogepriester
‘het bloed voor zonde in het Heilige
wordt binnengebracht’,
worden de lichamen
‘buiten de legerplaats verbrand’ (Lev. 16,27).

12


Daarom heeft ook Jezus,

om door zijn eigen bloed
de gemeente te heiligen,
buiten de poort geleden.

13


Laten wij derhalve naar hem

uittrekken, ‘buiten de legerplaats’
en zijn smaad dragen;

14


want wij hebben hier

geen blijvende stad,
nee, wij zoeken de toekomstige.

15


Laten wij dan door hem aldoor

aan God een lofoffer opdragen,
dat is: de vrucht van lippen
die zijn naam belijden.

16


Maar vergeet de weldadigheid

en de gemeenschappelijkheid niet;
want in zulke offeranden
heeft God een welgevallen.

17


Weest uw voorgangers gehoorzaam,

en voegt u; want zij zijn waakzaam
voor uw zielen als mensen
die rekenschap moeten afleggen:
opdat ze dat met vreugde doen
en niet al zuchtende,
want dat is niet voordelig voor u.

18


Bidt voor ons;

want wij vertrouwen erop
dat wij
een goed geweten hebben,
omdat we in alle dingen
ons goed willen gedragen;

19


des te overvloediger roep ik u op

om dat te doen,
opdat ik des te sneller
bij u word teruggebracht.

20


De God van de vrede, die

de grote herder der schapen
omhoog heeft gevoerd uit de doden
door het bloed van een eeuwig verbond,
onze Heer, Jezus,

21


moge u bevestigen

in al wat goed is,
om zijn wil te doen,
en in ons doen
wat voor zijn aanschijn
welgevallig is, door Jezus Christus;
hem zij de glorie
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.

22


Maar ik roep u op,

broeders-en-zusters,
verdraagt dit woord van de oproep,-
want ik heb het maar kort
voor u opgesteld.

23


Weet dat onze broeder Timoteüs

is losgelaten; met hem zal ik,
als hij snel komt, u zien.

24


Groet al uw voorgangers

en alle heiligen.
U groeten die uit Italië.

25

De genade zij met u allen!