Instellingen

10


Want het betaamde hem

om wie alle dingen zijn
en door wie alle dingen zijn,
dat hij vele zonen tot heerlijkheid zou leiden
en zo, door al wat hij
te lijden kreeg,
ten volle de leidsman
van het heil zou zijn.

11


Want hij die heiligt

en zij die geheiligd worden
zijn allen uit één:
om deze reden schaamt hij zich niet
hen ‘broeders’ te noemen,

12


zeggend: ‘verkondigen zal ik uw naam

aan mijn broeders,
in het midden van een vergadering
zal ik u lofzingen’ (Ps. 22,23)!,

13


en vervolgens: ‘ik zal vaststaan

in vertrouwen op hem’ (Jes. 8,17),
en vervolgens: ‘ziehier, ik en de kinderen
die God mij heeft gegeven’ (Jes. 8,18).

14


Daar dan de kinderen

deelhebben aan bloed en vlees
was ook hij die op vergelijkbare wijze
deelachtig, opdat hij door de dood
de machthebber van de dood
-dat is de uiteenwerper- zou bedwingen,

15


en diegenen verlossen

die in vrees voor de dood
hun hele leven door
aan knechtschap zijn vervallen;

16


want waarlijk, hij neemt geen engelen aan

maar het zaad van Abraham neemt hij aan.

17


Daarom moest hij in alles

aan de broeders gelijk worden
opdat hij een ontfermende en getrouwe
hogepriester zou worden in alles bij God
tot verzoening
van de zonden van de gemeenschap,

18


want beproefd in wat hij heeft geleden

kan hij hun die beproefd worden
te hulp komen.