Want het betaamde hem om wie alle dingen zijn en door wie alle dingen zijn, dat hij vele zonen tot heerlijkheid zou leiden en zo, door al wat hij te lijden kreeg, ten volle de leidsman van het heil zou zijn.
Want hij die heiligt en zij die geheiligd worden zijn allen uit één: om deze reden schaamt hij zich niet hen ‘broeders’ te noemen,
12
zeggend: ‘verkondigen zal ik uw naam aan mijn broeders, in het midden van een vergadering zal ik u lofzingen’ (Ps. 22,23)!,
13
en vervolgens: ‘ik zal vaststaan in vertrouwen op hem’ (Jes. 8,17), en vervolgens: ‘ziehier, ik en de kinderen die God mij heeft gegeven’ (Jes. 8,18).
14
Daar dan de kinderen deelhebben aan bloed en vlees was ook hij die op vergelijkbare wijze deelachtig, opdat hij door de dood de machthebber van de dood -dat is de uiteenwerper- zou bedwingen,
15
en diegenen verlossen die in vrees voor de dood hun hele leven door aan knechtschap zijn vervallen;
16
want waarlijk, hij neemt geen engelen aan maar het zaad van Abraham neemt hij aan.
17
Daarom moest hij in alles aan de broeders gelijk worden opdat hij een ontfermende en getrouwe hogepriester zou worden in alles bij God tot verzoening van de zonden van de gemeenschap,
18
want beproefd in wat hij heeft geleden kan hij hun die beproefd worden te hulp komen.