Laat het dan onze zorg zijn,* Letterlijk: laten wij dan vrezen. nu er een belofte is overgebleven van ‘binnenkomen in zijn rust’, dat niet iemand uit u blijkt achter te blijven;
want net als zij hebben ook wij de verkondiging ontvangen, maar het woord dat zij hoorden heeft hún niet gebaat, omdat het niet gepaard ging met geloof toen zij het hoorden.
3
In de rust komen wij als gelóvenden, zoals hij heeft gezegd: ‘zodat ik in mijn toorn heb gezworen: als zij ooit zullen binnenkomen in mijn rust!’ (Ps. 95,11), hoewel de werken zijn geschied van de grondvesting der wereld af.
4
Want hij heeft ergens over de zevende zó gesproken: ‘en God rustte op de zevende dag van al zijn werken’ (Gen. 2,2),
5
en daarbij wederom: ‘als zij ooit zullen binnenkomen in mijn rust’ (Ps. 95,11).
6
Aan de ene kant blijft onverlet dat sommigen daarin zullen binnenkomen, maar ook aan de andere kant dat niet zijn binnengekomen de eerste hoorders van de verkondiging, door ongehoorzaamheid;
7
maar hij bepaalt wederom een zekere dag, een ‘heden’, in de mond van David, zoveel tijd later, zoals zo-even is gezegd: ‘heden, zo gij zijn stem hoort, verhardt uw harten niet!’ (Ps. 95,7).
8
Want als Jozua hen had doen rusten had hij daarna niet gesproken over een andere dag.
9
Er blijft dus een sabbatsrust over voor de gemeente van God.
10
Want hij die is binnengekomen in zijn rust heeft ook zelf ‘van zijn werken gerust’ (Gen. 2,2), zoals God van de zijne.
11
Laat ons dan haast maken om in die rust binnen te komen, opdat niemand, naar het voorbeeld van de ongehoorzaamheid, vált.
12
Levend immers is het woord van God, en werkzaam en scherper snijdend dan enig tweesnijdend zwaard, en het woelt diep tussen ziel en geest, weefsels en merg, en het oordeelt overleggingen en bedoelingen van een hart.
13
En geen schepsel is verborgen voor zijn aanschijn, maar naakt en ontmaskerd is alles voor de ogen van hem bij wie wij de verantwoording afleggen.