1 | Welaan dan, gij rijken, weeklaagt en jammert over alle ellende die u zal overkomen;
| |
2 | uw rijkdom is verrot en uw klederen zijn mottenvoer geworden,
| |
3 | uw goud en zilver is verroest en hun roest zal tot getuigenis tegen u zijn en uw lijven verteren als een vuur; ge hebt schatten verzameld in de láátste dagen!-
| |
4 | zie, het loon dat ge hebt onthouden aan de werkers die uw terreinen hebben gemaaid schreeuwt het uit, en de kreten van de oogsters zijn doorgedrongen ‘tot de oren van de Heer Sábaot’ (Jes. 5,9).
| |
5 | Ge hebt op de aarde gezwelgd en gebrast, ge hebt uw harten vetgemest ‘op de dag van de slacht’ (Jer. 12,3);
| |
6 | ge hebt veroordeeld, de rechtvaardige vermoord, en hij weerstaat u niet.
| |
7 | Ge moet dus geduld hebben, broeders-en-zusters, tot de tegenwoordigheid van de Heer; de landarbeider verwacht de kostelijke vrucht van het land maar oefent daarbij geduld totdat hij eerste en laatste regen heeft gekregen;
| |
8 | oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, omdat de tegenwoordigheid van de Heer genaderd is;
| |
9 | bekreunt u niet tegen elkaar, broeders-en-zusters!- opdat ge niet geoordeeld wordt; zie, die zal oordelen staat voor de deur!
| |
10 | Neemt als een toonbeeld, broeders en zusters, van kwaadverdragen en geduld de profeten die gesproken hebben in de naam van de Heer;
| |
11 | zie, wij prijzen zalig wie hebben volhard: de volharding van Job hebt ge gehoord en het einde van de Heer weet ge, omdat ‘de Heer rijk aan erbarmen is en mededogend’ (Ps. 103,8).
| |
12 | Maar vóór alles, broeders-en-zusters van mij,- zweert niet!, noch bij de hemel, noch bij de aarde, noch met een andere eed; laat uw ‘ja’ ja zijn en het ‘nee’ nee, opdat ge niet onder het oordeel valt.
| |
13 | Heeft iemand bij u kwaad te lijden, laat hij bidden; is iemand welgemoed, laat hij psalmzingen!
| |
14 | Is iemand bij u ziek, laat hij de oudsten van de vergadering tot zich roepen en laten zij een gebed over hem bidden, hem met olie zalvend in de naam van de Heer.
| |
15 | En dit gebed in geloof zal de doodzieke redden: opwekken zal hem de Heer, en mocht hij zonden hebben gedaan, het zal hem vergeven worden.
| |
16 | Belijdt daarom elkander de zonden en bidt voor elkaar, opdat ge genezing vindt; met kracht begiftigd vermag een smeking van een rechtvaardige veel;
| |
17 | Elia was een mens die net zo te lijden had als wij, en in zijn bidden bad hij dat het niet zou regenen, en er viel geen regen op de aarde drie jaren en zes maanden lang;
| |
18 | en weer bad hij en de hemel gaf regen en de aarde bracht haar vrucht voort.
| |
19 | Broeders-en-zusters van mij, als iemand bij u wegdwaalt van de waarheid, en iemand beweegt hem tot omkeer,-
| |
20 | die mag weten: wie een zondaar beweegt tot omkeer van zijn dwaalweg zal zijn ziel redden uit de dood en ‘een menigte zonden bedekken’ (Spr. 10,12). | |