Instellingen

1


Evenzo de vrouwen:

onderschikt u aan de eigen mannen,
opdat, ook als sommigen zich
door het woord niet laten overtuigen,
zij zonder woord worden gewonnen
door de wandel van de vrouwen,

2


als zij in de gaten krijgen

hoe heilig uw wandel in vreze is.

3


Laat niet de buitenkant

uw sieraad zijn:
het invlechten van haren
en het omhangen van gouden dingen
of het aantrekken van kleren,

4


maar de verborgen mens,

die van het hart,
met het onvergankelijke van
een zachtmoedige en stille geest,
die kostbaar is
voor het aanschijn van God.

5


Want zo sierden zich eens

ook de heilige vrouwen
die hoopten op God,
en zij onderschikten zich
aan de eigen mannen,

6


zoals Sara onderhorig was

aan Abraham
en hem ‘heer’ noemde;
haar kinderen zijt ge geworden
door goed te doen en
geen enkele verschrikking te vrezen.

7


De mannen evenzo:

als ge samenhuist, erkent dan
het vrouwelijke als een brozer vaatwerk,
en bewijst hun eer
als mede-erfgenamen
van de genade des levens,
opdat uw gebeden niet
verhinderd worden.

8


Ten slotte: weest allen

eensgezind, lijdt met anderen mee,
hebt broeders-en-zusters lief,
weest barmhartig en nederig van zin;

9


vergeldt geen kwaad met kwaad

of schelden met schelden;
integendeel: zegent, omdat ge
daartoe zijt geroepen,- opdat
ge zegen zult beërven.

10


Want wie ‘het leven wil liefhebben

en goede dagen wil zien,
weerhoude zijn tong van kwaad
en zijn lippen van het spreken van bedrog;

11


hij moet wijken van kwaad

en goed doen, vrede zoeken
en die najagen;

12


omdat de ogen van de Heer

zijn over rechtvaardigen
en zijn oren bij hun smeking;
maar het aanschijn van de Heer
is tegen daders van kwade zaken’

(Ps. 34,13-17).

13


En wie zal u kwaad doen

als ge beijveraars van het goede wordt?-

14


maar ook als ge moet lijden

omwille van gerechtigheid:
zalig zijt ge!
‘Vreest niet wat zij te vrezen geven
en laat u niet verwarren’ (Jes. 8,12),

15


maar heiligt de Heer, de Gezalfde,

in uw harten,
altijd bereid tot verantwoording
aan al wie u een woord vraagt
over de hoop die in u is,

16


maar met zachtmoedigheid en vreze;

en hebt een goed geweten, opdat,
in al het kwaad dat men van u spreekt,
beschaamd zullen worden
zij die uw goede wandel in Christus
verachten.

17


Want het is beter,

als de wil van God dat wil,
dat ge goeddoende lijdt
dan kwaaddoende.

18


Omdat ook Christus eenmaal

voor zonden is gestorven,
een rechtvaardige voor onrechtvaardigen,
opdat hij u tot God zou leiden,
hij die door* Of: naar. vlees-en-bloed gedood is
maar levendgemaakt is
door* Of: naar. de Geest.

19


In kracht daarvan is hij

heengegaan en heeft hij ook
gepredikt tot de geesten in de gevangenis,

20


zij die eens

zich niet lieten overtuigen,
toen de lankmoedigheid van God
bleef wachten, in de dagen
dat Noach de ark
in gereedheid bracht,
waarin weinigen, dat is acht zielen,
door het water heen werden gered.

21


Als tegenbeeld daarvan

redt nu een onderdompeling ook u;
die is niet
een aflegging van vuil dat op vlees zit,
maar een bede tot God
om een goed geweten,
door de opstanding van Jezus Christus,

22


die aan de rechterhand van God is,

heengegaan ten hemel;
aan hem onderschikken zich
engelen en machten en krachten.