Instellingen

1


Wat is geweest van het begin af,

wat wij hebben gehoord,
wat wij met onze ogen hebben gezien,
wat wij hebben aanschouwd en
onze handen hebben betast van
het woord dat leven is,-

2


ja, het leven zelf is verschenen,

en wij hebben gezien en
betuigen en verkondigen u
het eeuwige leven
dat bij de Vader was
en aan ons is verschenen;

3


wat wij hebben gezien en gehoord

kondigen wij ook u aan,
opdat ook gij gemeenschap hebt met ons;
onze gemeenschap is met de Vader
en met zijn zoon Jezus Christus;

4


en dat wij dit nu schrijven

maakt onze vreugde volkomen!

5


En dit is de verkondiging die wij

van hem hebben gehoord en u kond doen:
God is licht, en
duisternis is er bij hem helemaal niet!

6


Als wij zeggen

dat wij gemeenschap met hem hebben
en in de duisternis wandelen,
dan liegen we en bedrijven we onwaarheid;

7


als we in het licht wandelen

zoals hij in het licht verkeert,
dan is er gemeenschap tussen ons beiden
en reinigt het bloed van zijn zoon Jezus ons
van alle zonde;

8


als we zeggen dat we geen zonde hebben,

misleiden we onszelf en
woont er geen waarheid in ons;

9


als we onze zonden belijden:

hij is getrouw en rechtvaardig
om ons de zonden te vergeven
en ons te reinigen
van alle ongerechtigheid;

10


als we zeggen dat we nooit zondigen,

maken we hem tot leugenaar
en woont zijn woord niet in ons.