Wij, we hebben leren kennen en zijn gaan geloven de liefde die God bij ons onderhoudt: God is liefde; wie blijft in de liefde, blijft in God en God blijft in hem.
Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, -opdat we vrijheid van spreken hebben op de dag van het oordeel- dat zoals hij is, ook wij zijn in deze wereld: er is in de liefde geen vrees;
18
nee, de volmaakte liefde drijft de vrees uit, omdat vrees verband houdt met bestraffing: wie bevreesd is, is niet volmaakt in de liefde.
19
Wij, we hebben lief omdat hij als eerste ons heeft liefgehad.
20
Als iemand zegt ‘ik heb God lief’ en zijn broeder-of-zuster haat, is hij een leugenaar; want wie zijn broeder-of-zuster die hij van zien kent niet liefheeft, kan God die hij nooit gezien heeft onmogelijk liefhebben.
21
Dus dit gebod hebben wij van hem, dat wie God liefheeft ook moet liefhebben zijn broeder-of-zuster.