Instellingen

16


Wij, we hebben leren kennen

en zijn gaan geloven
de liefde die God bij ons onderhoudt:
God is liefde;
wie blijft in de liefde, blijft in God
en God blijft in hem.

17


Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden,

-opdat we vrijheid van spreken hebben
op de dag van het oordeel-
dat zoals hij is, ook wij zijn in deze wereld:
er is in de liefde geen vrees;

18


nee, de volmaakte liefde drijft de vrees uit,

omdat vrees verband houdt met bestraffing:
wie bevreesd is, is niet volmaakt in de liefde.

19


Wij, we hebben lief

omdat hij als eerste ons heeft liefgehad.

20


Als iemand zegt ‘ik heb God lief’

en zijn broeder-of-zuster haat,
is hij een leugenaar;
want wie zijn broeder-of-zuster
die hij van zien kent niet liefheeft,
kan God die hij nooit gezien heeft
onmogelijk liefhebben.

21


Dus dit gebod hebben wij van hem,

dat wie God liefheeft ook moet liefhebben
zijn broeder-of-zuster.