Instellingen

1


Daarna hoorde ik iets als de grote stem

van een talrijke schare in de hemel,
zeggend:
halleluja!-
het heil en de glorie en de kracht
is van onze God,

2


omdat zijn gerichten

waarachtig en rechtvaardig zijn;
omdat hij de grote hoer heeft berecht,
die de aarde met haar hoererij
heeft verdorven;
en hij heeft het bloed van zijn dienaren
opgeëist uit haar hand!

3


En voor een tweede keer zeiden ze:

halleluja!-
haar rook stijgt op
tot in de eeuwen der eeuwen!

4


En de vierentwintig oudsten

en de vier levende wezens vielen neer
en brachten hulde aan God,
die zetelde op de troon,
zeggend:
amen, halleluja!

5


En een stem ging uit van de troon,

zeggend:
looft onze God,
al zijn dienaren die zijn naam vreest,
de kleinen en de groten!

6


En ik hoorde

iets als de stem van een talrijke schare,
en als de stem van vele wateren,
en als de stem van sterke donderslagen,
zeggend:
halleluja!,
omdat de Heer onze God, de albeheerser,
zijn koningschap is begonnen!-

7


laten wij ons verheugen en juichen

en hem de glorie geven,
omdat de bruiloft van het lam is gekomen,
en zijn vrouw heeft zich toebereid!-

8


en haar is gegeven zich te bekleden

met schitterend, rein, fijn linnen!
Want het fijne linnen zijn
de rechtvaardige daden van de heiligen.

9


En hij zegt tot mij:

schrijf:
zalig zij die geroepen zijn
tot de bruiloftsmaaltijd van het lam!
En hij zegt tot mij:
dit zijn de waarachtige woorden van God!

10


En ik val voor zijn voeten neer

om hem hulde te bewijzen.
Maar hij zegt tot mij:
zie toe, dat je dat niet doet!-
ik ben een mededienaar van jou
en van je broeders
die het getuigenis van Jezus hebben;
breng hulde aan God!
Want het getuigenis van Jezus
is de Geest van de profetie.

11


En ik zag de hemel geopend,

en zie,
een wit paard,
en die daarop zit wordt genoemd
getrouw en waarachtig,
en in gerechtigheid richt hij en strijdt hij.

12


Zijn ogen zijn als een vuurvlam,

en op zijn hoofd heeft hij vele diademen,
met een naam erop geschreven
die niemand weet dan hijzelf.

13


En hij is gekleed

in een gewaad gedompeld in bloed,
en zijn naam wordt genoemd
‘het woord van God’.

14


En de legers in de hemel

volgen hem op witte paarden,
bekleed met wit, rein, fijn linnen.

15


En uit zijn mond komt een scherp zwaard

om daarmee de volkeren te slaan.
Zelf zal hij hen weiden
met een ijzeren scepter,
en zelf treedt hij de perskuip van de wijn
van de hartstocht van de toorn van God,
de albeheerser.

16


En hij heeft op zijn gewaad

en op zijn dij een naam geschreven:
‘Koning der koningen en Heer der heren’.

17


En ik zag één engel staan in de zon

en hij schreeuwde met grote stem
tot alle vogels die in het midden
van de hemel vliegen,
met de woorden:
komt hierheen!-
verzamelt jullie tot de grote maaltijd van God,

18


om het vlees van koningen te eten

en het vlees van oversten over duizend,
het vlees van sterken,
en het vlees van paarden
en hen die daarop zitten,
het vlees van alle vrijen en knechten,
van kleinen en groten!

19


En ik zag het beest

en de koningen der aarde en hun legers,
verzameld om de oorlog te voeren
met hem die op het paard zit
en met zijn leger.

20


Maar het beest werd gegrepen,

en met hem
de leugenprofeet die voor hem de tekenen
had gedaan, waarmee hij
hén had misleid die het merkteken
van het beest hadden aangenomen
en zijn beeld hulde hadden gebracht.
Levend werden zij beiden
in de poel van vuur geworpen,
die brandt van zwavel.

21


En de overigen werden gedood

door het zwaard dat uitgaat uit de mond
van hem die zit op het paard.
En alle vogels werden verzadigd
van hun vlees.