1 | En ik zag in de rechterhand van hem die op de troon zat ‘een boekrol van binnen en van buiten beschreven’ (Ez. 2,9), verzegeld met zeven zegels.
| |
2 | En ik zag een sterke engel, met grote stem uitroepend: wie is waardig de boekrol te openen en zijn zegels te verbreken?
| |
3 | En niemand was bij machte, noch in de hemel, noch op aarde, noch onder de aarde, om de boekrol te openen of in te zien.
| |
4 | En ik weende zeer, omdat niemand waardig bevonden werd de boekrol te openen of hem in te zien.
| |
5 | En een van de oudsten zei tot mij: ween niet, zie, overwonnen heeft de leeuw, uit de stam van Juda, de wortel van David, om de boekrol te openen met zijn zeven zegels!
| |
6 | En zie!- ik zag in het midden van de troon en van de vier levende wezens en in het midden van de oudsten een lam staan, geslacht, met zeven horens en zeven ogen; dat zijn de zeven geesten Gods uitgezonden over de hele aarde.
| |
7 | En het kwam en ontving de rol uit de rechterhand van hem die op de troon zat.
| |
8 | En toen het de boekrol aannam, vielen de vier levende wezens en de vierentwintig oudsten neer voor het aanschijn van het lam, ieder met een citer en gouden schalen vol reukwerk,- dat zijn de gebeden van de heiligen.
| |
9 | En zij zongen een nieuw lied, en zeiden: waardig zijt gij de boekrol in ontvangst te nemen en zijn zegels te openen, want gij zijt geslacht en hebt vrijgekocht voor God met uw bloed mensen uit alle stam, taal, gemeenschap en volk;
| |
10 | en gij hebt hen gemaakt voor onze God tot een koningschap en priesters, en zij zullen als koningen heersen op aarde!
| |
11 | En ik zag, en ik hoorde een stem van vele engelen rondom de troon en de levende wezens en de oudsten, en hun aantal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen,
| |
12 | zeggende met grote stem: waardig is het lam dat is geslacht om te ontvangen de kracht, rijkdom en wijsheid, sterkte, eer, glorie en zegening!
| |
13 | En ieder schepsel in de hemel en op de aarde, onder de aarde en op de zee, én alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: aan hem die op de troon zit en aan het lam, de zegening en de eer, de glorie en de kracht, tot in de eeuwen der eeuwen!
| |
14 | En de vier levende wezens zeiden: amen! En de oudsten vielen neer en brachten hem hulde.
| |