Instellingen

1


Dan recht Jeroebaäl, dat is Gideon,

zijn schouders,
met heel de manschap die bij hem is,
en legeren zij zich bij Een Charod,-
   bron van beving;

het legerkamp van Midjan is geweest
   ten noorden van hem,

vanaf de Heuvel van de Leraar in de vallei.

2


De Ene zegt tot Gideon:

te talrijk
voor mij is de manschap die bij je is
om Midjan in hun hand te geven;
anders zal Israël zich tegen mij beroemen
   en zeggen

‘mijn hand heeft mij redding gebracht!’-

3


nu dan,

roep toch voor de oren van de manschap
   en zeg:

wie vreest en beeft
moet omkeren
   en wegkomen uit het bergland
   van de Gilead!

Van de manschap keert om
een tweeëntwintig duizend;
tien duizendtallen zijn er overgebleven.
••

4


De Ene zegt tot Gideon:

nog is de manschap te talrijk;
laat ze afdalen naar het water,
dan zal ik ze daar uitzuiveren voor je;
geschieden zal het,
   van wie ik tot jou zal zeggen
   ‘deze gaat met jou mee’,

die gáát met je mee,
en elke van wie ik tot je zeg
‘deze gaat niet met jou mee’,
die zal niet gaan!

5


Dan laat hij de manschap afdalen
   naar het water;

••
en de Ene zegt tot Gideon:
al wie met zijn tong uit het water likt
zoals de hond likt,
die moet je apart zetten,
én al wie zich kromt
   om op zijn knieën te drinken!

6


Dan wordt

het getal
van wie het oplikken met hun hand
   naar hun mond

driehonderd man;
en heel de rest van de manschap,
zij hebben zich gekromd om op hun knieën
   water te drinken.

••

7


De Ene zegt tot Gideon:

met de driehonderd van het manvolk
   die het hebben opgelikt
   zal ik u redden,

geven zal ik Midjan in jouw hand;
heel (de rest van) de manschap,
zij kunnen gaan, per man naar zijn oord!

8


Ze nemen de proviand van de manschap
   ter hand
   en hun ramshoorns,-

nadat hij alleman van Israël
   heeft heengezonden per man naar zijn tent

en de driehonderd man heeft vastgehouden;
het legerkamp van Midjan
is beneden hem, in de vallei, geweest.

9


En in die nacht geschiedt het

dat de Ene tot hem zegt:
sta op, daal af in het legerkamp,
want ik heb hem in jouw hand gegeven;

10


en als je bevreesd bent om af te dalen,

daal jij dan met je hulpjongen Poera af
   in het legerkamp;

11


heb je gehoord wat ze bespreken

dan worden daarna je handen zo sterk
dat je zult afdalen in het legerkamp!
Hij daalt met zijn hulpjongen Poera af
naar de rand van de vijftigtallen
   in het legerkamp.

12


Midjan, Amalek
   en alle zonen van het oosten
   zijn neergestreken in de vallei,

als sprinkhanen zo talrijk,-
voor hun kamelen is er geen tellen aan,
als het zand op de lip van de zee zo talrijk!

13


Gideon komt aan

en ziedaar, een man
die aan zijn makker een droom vertelt;
hij zegt: ziedaar, ik heb een droom gedroomd
en ziedaar, een rond gerstebrood
   rolt het legerkamp van Midjan in,

komt aan bij de tent, slaat tegen hem aan, valt,
   rolt hem ondersteboven,
   en gevallen is de tent!

14


Zijn makker antwoordt en zegt: dit is

niets anders
dan het zwaard van Gideon, zoon van Joasj,
   dé man van Israël;

God heeft Midjan en heel het legerkamp
hem in de hand gegeven!

15


En het geschiedt,
   zodra Gideon het verhaal van de droom
   en zijn verklaring hoort
   werpt hij zich neer;

hij keert terug naar het legerkamp van Israël
en zegt: staat op!,
want de Ene heeft het legerkamp van Midjan
   u in de hand gegeven!

16


Hij deelt de driehonderd man
   in drie kopgroepen;

hij geeft hun allen ramshoorns in de hand
   en lege kruiken,

met fakkels onder in de kruiken.

17


Hij zegt tot hen:

ziet aan wat ik doe en doet evenzo;
ziehier, ben ik gekomen
   in de rand van het legerkamp,

dan zal gelden: zoals ik doe, zo doet gij!-

18


heb ik een stoot gegeven op de ramshoorn,

ikzelf en allen die bij mij zijn,-
dan zult ook gij stoten geven
   op de ramshoorns

rondom heel het legerkamp,
en zeggen ‘Voor de Ene en voor Gideon!’

19


Gideon komt met de honderd man
   die bij hem is aan
   in de rand van het legerkamp,

in de kop van de middelste nachtwake,
juist als ze de wachters hebben doen opstaan
   in hun opstelling;

dan geven ze stoten op de ramshoorns
en slaan ze de kruiken
   die ze in hun hand hebben stuk.

20


Ook de drie kopgroepen
   geven stoten op de ramshoorns
   en breken de kruiken,

houden met hun linkerhand de fakkels vast
en met hun rechterhand
de ramshoorns om stoten te geven;
en ze roepen
‘te zwaard, voor de Ene en voor Gideon!’

21


Zij blijven per man op zijn plek staan

rondom het legerkamp,-
en heel het legerkamp begint te rennen,
onder schetterend alarm op de vlucht.

22


Terwijl de driehonderd
   blijven stoten op de ramshoorns,-

richt de Ene
allemans zwaard in heel het legerkamp
   tegen zijn naaste;

het legerkamp vlucht tot bij Bet Sjita,
   op Tserera aan,

tot aan de oever van Aveel Mechola,
   bij Tabat.