1 | De Ene zegt tot Samuël: tot wanneer blijf je om Saul rouwen?- ik heb hem verworpen om over Israël koning te zijn!- vul je hoorn met olijfolie en ga heen: ik zend je tot Jesse de Betlehemiet, want ik heb bij zijn zonen voor mij een koning gezien!
| |
2 | Dan zegt Samuël: hoé kan ik gaan?- Saul zal ervan horen en mij ombrengen! •• De Ene zegt: je moet aan je hand een runderkalf meenemen en zeggen: om dit te offeren aan de Ene ben ik gekomen!-
| |
3 | je moet Jesse bij het offermaal roepen,- en zelf zal ik je laten weten wat je moet doen; zalven zul je voor mij degene van wie ik het tot je zeg!
| |
4 | Dan doet Samuël wat de Ene heeft gesproken en komt hij aan in Betlehem; huiverend gaan de oudsten van de stad hem tegemoet, en zeggen: betekent je komst vrede?
| |
5 | Hij zegt: vrede!, om te offeren aan de Ene ben ik gekomen; heiligt u en komt met mij bij het offermaal! Hij laat Jesse en zijn zonen zich heiligen en roept hen tot het offermaal.
| |
6 | En het geschiedt bij hun komst dat hij Eliav aanziet,- en zegt: vast is hier tegenover de Ene zijn gezalfde!
| |
7 | Maar de Ene zegt tot Samuël: verkijk je niet op zijn aanzien en de hoogte van zijn gestalte, want hem heb ik verworpen!- want het gaat niet om wat de mens ziet, want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de Ene ziet het hart aan!
| |
8 | Dan roept Jesse Avinadav,- en laat hem voorbijkomen voor Samuëls aanschijn; maar hij zegt: ook deze heeft de Ene niet gekozen!
| |
9 | Dan laat Jesse Sjama voorbijkomen, maar hij zegt: ook deze heeft de Ene niet gekozen!
| |
10 | Zo laat Jesse zeven zonen van hem voorbijkomen voor Samuëls aanschijn; en Samuël zegt tot Jesse: al dezen heeft de Ene niet gekozen!
| |
11 | Dan zegt Samuël tot Jesse: zijn alle jongens geweest? En hij zegt: de kleinste is nog overgebleven, zie, die is herder bij het wolvee! Samuël zegt tot Jesse: zend bericht en haal hem!- want we zullen niet rond zijn voordat hij hier is gekomen!
| |
12 | Hij zendt bericht en laat hem komen; hij is rossig, daarbij mooi van ogen en goed om te zien; • en de Ene zegt: sta op, zalf hem, want deze is het!
| |
13 | Dan neemt Samuël de hoorn met de olijfolie en zalft hem in de kring van zijn broeders; de Geest van de Ene grijpt David aan vanaf die dag en opwaarts; Samuël staat op en gaat terug naar Rama. ••
| |
14 | De Geest van de Ene is van Saul geweken,- en nu overweldigt hem een boze geest van bij de Ene.
| |
15 | Sauls dienaren zeggen tot hem: zie toch, een boze geest Gods overweldigt je;
| |
16 | zegge toch onze heer,- je dienaren zijn voor je aanschijn: dat ze zoeken naar een man die weet te spelen op de harp; geschieden zal het: wanneer een boze geest Gods over je woedt zal hij met zijn hand spelen en gaat het je beter! •
| |
17 | Dan zegt Saul tot zijn dienaren: ziet toch voor mij uit naar een man die goed is in spelen en laat hem tot mij komen!
| |
18 | Een van de jongens antwoordt en zegt: zie, gezien heb ik een zoon van Jesse de Betlehemiet die weet te spelen, die een held van vermogen is, een man van strijd, verstandig van taal en een man van gestalte: de Ene is met hem!
| |
19 | Dan zendt Saul boden tot Jesse; hij laat zeggen: zend tot mij je zoon David die bij het wolvee is!
| |
20 | Jesse neemt een ezel, een brood, een zak wijn en één geitenbokje,- en zendt dat alles door de hand van zijn zoon David naar Saul.
| |
21 | Zo komt David bij Saul aan en staat voor zijn aanschijn; hij krijgt hem zeer lief, en hij wordt voor hem drager van zijn spullen.
| |
22 | Saul zendt bericht naar Jesse om te zeggen: moge toch David voor mijn aanschijn blijven staan, want hij heeft genade gevonden in mijn ogen!
| |
23 | En het geschiedde: wanneer Gods geest in Saul woedde nam David de harp en bespeelde hij die met zijn hand; dat gaf Saul verlichting en deed hem goed, en de boze geest week van over hem. •
| |