Instellingen

1


De Ene zegt tot Samuël:

tot wanneer blijf je om Saul rouwen?-
ik heb hem verworpen
om over Israël koning te zijn!-
vul je hoorn met olijfolie
en ga heen:
   ik zend je tot Jesse de Betlehemiet,

want ik heb bij zijn zonen
   voor mij een koning gezien!

2


Dan zegt Samuël: hoé kan ik gaan?-

Saul zal ervan horen en mij ombrengen!
••
De Ene zegt:
je moet aan je hand een runderkalf meenemen
en zeggen:
om dit te offeren aan de Ene
   ben ik gekomen!-

3


je moet Jesse bij het offermaal roepen,-

en zelf zal ik
je laten weten wat je moet doen;
zalven zul je voor mij
degene van wie ik het tot je zeg!

4


Dan doet Samuël

wat de Ene heeft gesproken
en komt hij aan in Betlehem;
huiverend
gaan de oudsten van de stad hem tegemoet,
en zeggen: betekent je komst vrede?

5


Hij zegt: vrede!,

om te offeren aan de Ene ben ik gekomen;
heiligt u
en komt met mij bij het offermaal!
Hij laat Jesse en zijn zonen zich heiligen
en roept hen tot het offermaal.

6


En het geschiedt bij hun komst

dat hij Eliav aanziet,-
en zegt:
vast is hier tegenover de Ene zijn gezalfde!

7


Maar de Ene zegt tot Samuël:

verkijk je niet op zijn aanzien
   en de hoogte van zijn gestalte,
   want hem heb ik verworpen!-

want het gaat niet om wat de mens ziet,
want de mens ziet aan wat voor ogen is,
maar de Ene ziet het hart aan!

8


Dan roept Jesse Avinadav,-

en laat hem voorbijkomen
   voor Samuëls aanschijn;

maar hij zegt:
ook deze heeft de Ene niet gekozen!

9


Dan laat Jesse Sjama voorbijkomen,

maar hij zegt:
ook deze heeft de Ene niet gekozen!

10


Zo laat Jesse
   zeven zonen van hem voorbijkomen
   voor Samuëls aanschijn;

en Samuël zegt tot Jesse:
al dezen heeft de Ene niet gekozen!

11


Dan zegt Samuël tot Jesse:
   zijn alle jongens geweest?

En hij zegt: de kleinste is nog overgebleven,
zie, die is herder bij het wolvee!
Samuël zegt tot Jesse:
   zend bericht en haal hem!-

want we zullen niet rond zijn
   voordat hij hier is gekomen!

12


Hij zendt bericht en laat hem komen;
   hij is rossig,

daarbij mooi van ogen en goed om te zien;

en de Ene zegt: sta op, zalf hem,
   want deze is het!

13


Dan neemt Samuël de hoorn met de olijfolie

en zalft hem in de kring van zijn broeders;
de Geest van de Ene grijpt David aan
vanaf die dag en opwaarts;
Samuël staat op
en gaat terug naar Rama.
••

14


De Geest van de Ene is van Saul geweken,-

en nu overweldigt hem een boze geest
   van bij de Ene.

15


Sauls dienaren zeggen tot hem:

zie toch, een boze geest Gods overweldigt je;

16


zegge toch onze heer,-
   je dienaren zijn voor je aanschijn:

dat ze zoeken naar
een man
die weet te spelen op de harp;
geschieden zal het:
wanneer een boze geest Gods over je woedt
zal hij met zijn hand spelen
   en gaat het je beter!

17


Dan zegt Saul tot zijn dienaren:

ziet toch voor mij uit
naar een man die goed is in spelen
en laat hem tot mij komen!

18


Een van de jongens antwoordt en zegt:

zie, gezien heb ik een zoon van Jesse
   de Betlehemiet

die weet te spelen,
   die een held van vermogen is,

een man van strijd, verstandig van taal
   en een man van gestalte:

de Ene is met hem!

19


Dan zendt Saul boden tot Jesse;

hij laat zeggen:
zend tot mij je zoon David
   die bij het wolvee is!

20


Jesse neemt een ezel, een brood, een zak wijn

en één geitenbokje,-
en zendt dat alles
   door de hand van zijn zoon David
   naar Saul.

21


Zo komt David bij Saul aan

en staat voor zijn aanschijn;
hij krijgt hem zeer lief,
en hij wordt voor hem drager
   van zijn spullen.

22


Saul zendt bericht

naar Jesse om te zeggen:
moge toch David
   voor mijn aanschijn blijven staan,

want hij heeft genade gevonden in mijn ogen!

23


En het geschiedde:

wanneer Gods geest in Saul woedde
nam David de harp
   en bespeelde hij die met zijn hand;

dat gaf Saul verlichting en deed hem goed,
en de boze geest week van over hem.