Instellingen

1


En het geschiedt:

met dat Samuël oud is geworden,-
stelt hij zijn zonen aan als richters over Israël.

2


En wel geschiedt het

dat de naam van zijn zoon, de eersteling, is:
   Joël,- de Ene is God,
   en de naam van zijn tweede: Avia,-
   mijn vader is de Ene,-

richters in Beëer Sjeva,

3


maar zijn zonen
   zijn niet voortgegaan op zijn wegen;

ze buigen af achter gewin aan,
nemen steekpenningen aan
en buigen het recht.

4


Dan lopen te hoop

al Israëls oudsten;
ze komen naar Samuël toe in Rama.

5


Ze zeggen tot hem:

zie, jij bent oud geworden
en je zonen
zijn niet voortgegaan op jouw wegen;
nu dan,
stel voor ons een koning aan om ons te richten
   zoals bij al de volkeren!

6


Kwaad is dit spreken in Samuëls ogen,

zoals zij hebben gezegd:
‘geef ons een koning om ons te richten!’
Dan bidt Samuël tot de Ene.

7


En de Ene zegt tot Samuël:

geef gehoor aan de stem van de gemeente
in al wat ze tot je zeggen;
want niet jou hebben zij gesmaad
maar van mij hebben zij het versmaad
   om koning over hen te zijn.

8


Naar al de daden die zij hebben gedaan

vanaf de dag dat ik hen deed opklimmen
   uit Egypte

tot op deze dag,
hebben ze mij verlaten
en andere goden gediend;
zó doen zij nu ook met jou!-

9


nu dan: hoor naar hun stem;

alleen,
getuig en betuig bij hen
en meld hun
recht-en-regel van de koning
die over hen koning wordt!
••

10


Dan zegt Samuël

alle woorden van de Ene,-
tot de gemeenschap,
tot hen die een koning van hem wensen.
••

11


Hij zegt:

dit
wordt recht-en-regel van de koning
die over u koning zal worden:
uw zonen zal hij nemen
en ze voor zich inzetten
   bij zijn wagens en paarden,-

rennen zullen ze,
   voor het aanschijn van zijn wagen uit;

12


om ze voor zich in te zetten

als oversten van duizendtallen
   en oversten van vijftigtallen,-

om zijn ploegland te ploegen
   en zijn oogst te oogsten,

om zijn oorlogstuig te maken
   en zijn wagentuig;

13


uw dochters zal hij nemen,-

als oliemengsters, slachtsters en baksters;

14


van uw velden, uw wijngaarden
   en uw olijftuinen
   zal hij de goede nemen,-

en geven aan zijn dienaars;

15


van uw zaailanden en uw wijngaarden
   zal hij tienden nemen,-

en geven aan zijn hovelingen en dienaren;

16


van uw dienstknechten, uw slavinnen,
   uw jongemannen
   en uw ezels zal hij de goede nemen,-

en klaarmaken voor zijn werk;

17


van uw wolvee zal hij tienden nemen,-

en zelf zult ge hem
   tot dienstknechten worden;

18


schreeuwen zult ge te dien dage

(om weg te mogen)
   van het aanschijn van uw koning

die ge u hebt verkozen,-
en de Ene
   zal u niet antwoorden te dien dage!

19


Maar ze weigeren, de gemeente,

naar Samuëls stem te horen;
ze zeggen: nee!,
toch zal er een koning over ons zijn,

20


en ook wij zullen zijn als al de volkeren;

richten over ons zal onze koning,
   uittrekken zal hij voor ons aanschijn

en onze gevechten vechten!

21


Samuël hoort

alle uitspraken van de gemeente aan,-
en spreekt ze uit voor de oren van de Ene.

22


De Ene zegt tot Samuël:
   geef gehoor aan hun stem

en maak voor hen een koning tot koning!
Dan zegt Samuël tot de mannen van Israël:
gaat heen, een ieder naar zijn stad!