Dit zijn de koningen die koning geweest zijn in het land –rood– Edom, vóór de verschijning van het koning-zijn van een koning over de zonen van Israël.
Koning wordt in –rood– Edom Bela, zoon van Beor,- en de naam van zijn stad: Dinhava.
33
Bela sterft; dan wordt in zijn plaats koning Jovav, zoon van Zerach uit Botzra.
34
Jovav sterft,- koning wordt in zijn plaats: Choesjam uit het land van de Temaniet.
35
Choesjam sterft, koning wordt in zijn plaats: Hadad, zoon van Bedad, die in het veld van Moab Midjan versloeg; de naam van zijn stad is Aviet.
36
Hadad sterft; koning wordt in zijn plaats: Samla uit Masreka.
37
Samla sterft; koning wordt in zijn plaats: Saul uit Rechovot aan de rivier.
38
Saul sterft; koning wordt in zijn plaats Baäl Chanan, zoon van Achbor.
39
Dan sterft hij, Baäl Chanan, zoon van Achbor en koning wordt in zijn plaats: Hadar en de naam van zijn stad is Paoe; de naam van zijn vrouw Mehetavel, dochter van Matreed, dochter van Mee Zahav.
40
Dit zijn de namen van de stamvorsten van Esau, naar hun families, naar hun oorden, met hun namen: stamvorst Timna, stamvorst Alva, stamvorst Jeteet;
stamvorst Magdiël, stamvorst Iram; dit zijn de stamvorsten van –rood– Edom naar hun nederzettingen in het land waar zij vaste voet krijgen; dat is Esau, de vader van –rood– Edom. •