Instellingen

31


als ík getuig over mijzelf,

is mijn getuigenis niet waarachtig;

32


er is een ander die over mij getuigt,

en ik weet dat het waar is,-
-het getuigenis dat hij over mij betuigt!-

33


gíj hebt gezanten gezonden

naar Johannes,
en hij heeft getuigd voor de waarheid;

34


maar ik-voor-mij neem niets aan

naar getuigenis van een mens,
nee, ik zeg deze dingen
opdat gíj zult worden gered;

35


híj is de lamp geweest

die brandde en wist te schijnen,
maar gíj wilt dít:
voor een uur jubelen in zijn licht;

36


maar ik heb het getuigenis dat

groter is dan dat van Johannes;
want de werken die de Vader
mij te voltooien heeft gegeven,-
de werken die ik afmaak
betuigen over mij
dat de Vader mij heeft uitgezonden;

37


en die mij gestuurd heeft, de Vader,

híj heeft over mij getuigd,
ook al hebt ge zijn stem nooit gehoord
en zijn gezicht nooit gezien;

38


ook zijn spreken hebt ge niet

als iets dat in u blijft,
want die híj heeft uitgezonden,
hem schenkt gíj geen geloof;

39


ge onderzoekt de Schriften,

omdat gíj meent
daarin eeuwigheidsleven te hebben,
en juist díe zijn het
die over mij getuigen;

40


en om eeuwigheidsleven te hebben

wilt ge niet komen tot mij!-

41


glorie van de kant van mensen

neem ik niet aan,-

42


nee, ik heb bij u herkend

dat ge de liefde voor God niet in u hebt;

43


ík ben gekomen

in de naam van mijn Vader
en ge neemt mij niet aan;
als er een ander komt
in de naam van zichzelf,-
hém zoudt ge aannemen!-

44


hoe zijt gíj bij machte om te geloven

zolang ge glorie van elkander aanneemt
en de glorie van de kant van de enige God
niet zoekt!-

45


maar denkt niet

dat ík u bij de Vader zal aanklagen:
uw aanklager, dat is Mozes,
op wie gij uw hoop hebt gevestigd;

46


want als ge Mozes zoudt geloven

zoudt ge mij geloven,
want híj heeft over mij geschreven;

47


maar als ge zijn geschriften niet gelooft,

hoe zult ge dan mijn uitspraken geloven?