Instellingen

31


vreselijk is het te vallen

in handen van de levende God!

32


Maar herinnert u de dagen

van eerder, waarin ge, eenmaal verlicht,
een zware strijd vol lijden
hebt moeten doorstaan,

33


deels zelf door hatelijkheden

en verdrukkingen
tot een schouwspel gemaakt,
deels omdat ge deelgenoten zijt geworden
van wie in zo’n toestand verkeerden.

34


Want met de gebondenen

hebt ge méé-geleden,
en de roof van uw bezittingen
hebt ge met blijdschap aanvaard,
in het besef dat ge zelf
een beter en blijvend bezit hebt.

35


Werpt dan uw vrijmoedigheid niet af,

die een zo groot loon in zich heeft.

36


Nee, ge hebt volharding nodig,

om de wil van God te doen
en te verkrijgen wat is aangekondigd.

37


Want nog ‘heel, heel kort

en hij die komende is zal komen
en niet dralen’ (Hab 2,3c).

38


‘Maar mijn rechtvaardige zal leven

uit geloof’ (Hab. 2,4b).
En ook: ‘als hij terugdeinst
heeft mijn ziel in hem
geen welbehagen’ (Hab. 2,4a).

39


Maar wíj zijn geen mensen om

terug te deinzen en verloren te gaan,
nee: om te geloven en onze ziel te behouden.