Instellingen

31


Mefibosjet zegt tot de koning:

zelfs het geheel mag hij nemen,-
nu mijn heer de koning
in vrede is gekomen in zijn huis!
••

32


Barzilai de Gileadiet

is afgedaald uit Rogeliem,-
om de koning te helpen
   de Jordaan over te steken

en hem bij de Jordaan uitgeleide te doen.

33


Barzilai is zeer oud,

een man van tachtig jaar;
hij heeft de koning verzorgd toen die zat
in Machanajim,
want hij is een zeer grootmoedig man.

34


De koning zegt tot Barzilai:

steek jij over met mij,
dan zal ik jou verzorgen
   bij mij in Jeruzalem!

35


Maar Barzilai zegt tot de koning:

wát
zijn de dagen van mijn levensjaren nog
dat ik met de koning zal opklimmen
   naar Jeruzalem?-

36


een man van tachtig jaar ben ik heden,-
   weet ik nog verschil tussen goed en kwaad?-

en of ik, je dienaar,
   nog proef wat ik eet en wat ik drink,

en of ik nog hoor
naar de stem van zangers en zangeressen…
waarom zal je dienaar nog tot last wezen
bij mijn heer de koning?-

37


slechts een stukje

zal je dienaar
   met de koning de Jordaan oversteken;

waarom zou de koning mij weldoen
met zo’n weldaad?-

38


moge je dienaar toch terugkeren,
   dat ik kan sterven
   in mijn eigen stad,

bij het graf van mijn vader en mijn moeder;
ziehier je dienaar Kimham:
moge hij samen
   met mijn heer de koning oversteken;

doe aan hem
wat goed is in je ogen!
••

39


Dan zegt de koning:

met mij zal Kimham oversteken,
en ik zal aan hem doen
wat goed is in jouw ogen;
al wat je zult verkiezen bij mij
   zal ik aan jou doen!

40


Heel de gemeenschap
   steekt de Jordaan over,
   maar de koning is blijven staan;

de koning geeft een kus aan Barzilai,
   die hem zegent

en terugkeert naar zijn oord.
••

41


Dan steekt de koning over naar de Gilgal,

en Kimhan is samen met hem overgestoken;
allen van de gemeenschap van Juda
   hebben de koning
   helpen oversteken,

alsook
de helft van de gemeenschap van Israël.

42


En ziedaar allen van Israëls manvolk
   komen tot de koning;

zij zeggen tot de koning:
waarom hebben onze broeders,
   het manvolk van Juda,
   jou gestolen

en hebben zij de koning en zijn huis
   de Jordaan
   doen oversteken

en alle mannen van David samen met hem?
••

43


Dan antwoordt heel het manvolk van Juda
   op het manvolk van Israël:

omdat de koning mij ná staat!-
en waarom ben je zo aangebrand
over dit woord?-
hebben wij etend
   iets van de koning opgegeten

of dragend iets voor onszelf weggedragen?
••