Dan staat Rebekka op, en haar meisjes ook, en ze maken zich rijvaardig op de kamelen en gaan mee de man achterna; de dienaar neemt Rebekka mee en gáát.
Isaak is aangekomen daar waar men komt bij de bron Lachai Roï; hij is gezeten op het land van de Negev.
63
Isaak trekt tegen de avondwende zijn tent uit om te mijmeren in het veld; hij heft zijn ogen op en ziet: daar komen de kamelen!
64
Dan heft Rebekka haar ogen op en ziet Isaak, en laat zich vállen van bovenop de kameel.
65
Ze zegt tot de dienaar: wie is gindse man, die daar over het veld gaat, ons tegemoet?- de dienaar zegt: dat is mijn heer! Zij neemt de sluier en bedekt zich.
66
De dienaar vertelt aan Isaak: alle afspraken,- hij heeft ze gedaan!
67
Dan doet Isaak haar komen in de tent van Sara, zijn moeder: hij neemt Rebekka aan, zij wordt hem tot vrouw en hij krijgt haar lief; zo wordt Isaak getroost na de dood van zijn moeder. •