Instellingen

6:10


Ze mag niet met gist worden gebakken,

als deel voor hen heb ik haar
   uit mijn vuuroffers gegeven;

een heiligdom van heiliging is zij,
zoals de ontzondiging
   en de verontschuldiging.

6:11


Al wat mannelijk is
   onder de zonen van Aäron,

die zullen haar eten,-
een inzetting voor eeuwig
   voor al uw generaties

aangaande de vuuroffers van de Ene;
al wie die aanraakt wordt geheiligd.

6:12


Dan spreekt de Ene tot Mozes en zegt:

6:13


dit

is de toenaderingsgave
   van Aäron en zijn zonen
   die zij zullen doen naderen tot de Ene

op de dag dat hij zal worden gezalfd:
een tiende van de efa volkorenmeel
   als broodgift, altijd:

de ene helft daarvan in de morgen
en haar andere helft in de avond.

6:14


Op een bakplaat

zul je haar met olijfolie aangemengd
   klaarmaken,
   gewéékt zul je haar doen komen;

dubbelgebakken, een broodgift in brokken,
zul je haar doen naderen
   als een reuk die-tot-rust-brengt
   voor de Ene.

6:15


De priester, de gezalfde
   die uit zijn zonen zijn plaats bekleedt,
   zal haar klaarmaken;

een inzetting voor eeuwig:
   voor de Ene moet zij geheel-en-al
   in rook opgaan.

6:16


Elke broodgift van een priester
   zal een gehéél wezen,
   die zal niet worden opgegeten.

6:17


Dan spreekt de Ene tot Mozes en zegt:

6:18


spreek tot Aäron en tot zijn zonen en zeg:

dit is het onderricht voor de ontzondiging;
op de plaats
waar de opgangsgave wordt gekeeld
   wordt ook de ontzondiging gekeeld
   voor het aanschijn van de Ene;

een heiligdom van heiliging is zij.

6:19


De priester die haar met zonde belaadt
   zal haar ook opeten;

op een heilige plaats zal zij worden gegeten,
in de voorhof van de tent van samenkomst.

6:20


Alles wat haar vlees aanraakt
   wordt geheiligd,

en wanneer iets van haar bloed
   spat op het gewaad,-

dat waarop gespat wordt
zul je uitwassen op een heilige plaats.

6:21


Gerei van gres waarin het wordt gekookt
   moet worden gebroken;

als het in gerei van koper is gekookt:
schoongeschuurd en afgespoeld met water
   moet het worden.

6:22


Al wat mannelijk is bij de priesters
   zal van haar eten;

een heiligdom van heiliging is zij.

6:23


Maar elke ontzondigingsgave

waarmee men met iets van het bloed
   is gekomen
   tot de tent van samenkomst
   om verzoening te vragen in het heiligdom
   zal niet worden opgegeten;

die zal in het vuur worden verbrand!

7:1


En dít is het onderricht

voor de verontschuldigingsgave;
een heiligdom van heiliging is die.

7:2


Op de plaats

waar ze de opgangsgave kelen
zullen ze ook
   de verontschuldigingsgave kelen;

zijn bloed zal hij rondom
   over het altaar sprenkelen.

7:3


Al zijn vet zal hij doen naderen,
   apart van hem;

de staart en
het vet dat het ingewand overdekt.

7:4


Ook de twee nieren

en het vet dat over hen ligt,
tegen de lendenen;
de kwab tegen de lever,-
gelijk met de nieren moet hij die verwijderen.

7:5


In rook doen opgaan zal de priester
   dat alles op het altaar

als vuuroffer voor de Ene;
een verontschuldiging is dat.

7:6


Al wat mannelijk is bij de priesters,
   die zullen hem opeten;

op een heilige plaats zal hij worden gegeten,-
een heiligdom van heiliging is hij.

7:7


Zoals de ontzondiging,
   zo de verontschuldiging:

éénzelfde onderricht geldt voor hen;
de priester die daarmee verzoening vraagt,
   voor hem zal hij wezen.

7:8


De priester

die iemands opgangsgave doet naderen:
de huid van de opgangsgave
   die hij heeft doen naderen,

voor de priester, voor hem zal die wezen.

7:9


En elke broodgift

die in de oven wordt gebakken
en alles wat wordt klaargemaakt
   in een kookpan of op een bakplaat:

voor de priester die haar doet naderen,
   voor hem zal zij wezen.

7:10


Maar elke broodgift,
   geweekt in de olijfolie of droog:

voor álle zonen van Aäron zal die wezen,
   voor iemand zelf zo goed
   als voor zijn broeders!

7:11


En dit is het onderricht
   voor het offer van de vredesgaven,-

dat hij zal doen naderen tot de Ene.

7:12


Als hij bij een dankzegging

iets doet naderen,
doen naderen zal hij bíj het offer van de dank:
ongegiste koeken, geweekt in de olijfolie en
ongegiste wafels, gezalfd met de olijfolie;
en van aangemengd volkorenmeel
koeken geweekt in de olijfolie.

7:13


Op koeken van gegist brood

brengt hij zijn toenadering nabij;
bij het dankoffer van zijn vredesgaven.

7:14


Doen naderen zal hij daaruit
   één uit elke toenaderingsgave

als heffing voor de Ene;
voor de priester
die het bloed van de vredesgaven sprenkelt,
   voor hem zal die wezen.

7:15


Het vlees

van het dankoffer bij zijn vredesgaven
zal op de dag van zijn toenadering
   worden gegeten;

niets laat hij daarvan liggen tot ’s ochtends.

7:16


Maar als het offer van zijn toenadering

een gelofte is, of een eigen aandrift:
op de dag dat hij zijn offerdier doet naderen
   zal het worden gegeten;

de volgende morgen
kan wat ervan over is worden gegeten.