Terug naar zoeken
2:1


Maar er zijn ook leugenprofeten

in de gemeente geweest,
zoals er ook bij u leugenleraren
zullen zijn, die verderfelijke
ketterijen zullen binnensmokkelen;
zelfs de meester die hen gekocht heeft
zullen ze verloochenen
en zo een snel verderf over zich brengen.

2:2


Velen zullen hun teugelloosheden volgen;

door hun toedoen zal de weg der waarheid
worden belasterd.

2:3


Vol hebzucht zullen zij u

met verzonnen verhalen oplichten;
maar het oordeel over hen is allang
niet werkeloos meer,
en hun ondergang dommelt niet in.

2:4


Want als God engelen die zondigden

niet heeft gespaard,
maar ze in de afgrond heeft gesmeten
en prijsgegeven aan holen vol duisternis
om vastgehouden te worden
voor een oordeel,

2:5


en als hij de wereld van het begin

niet heeft gespaard,
maar wel het achttal van Noach
-prediker van gerechtigheid-
bewaard heeft toen hij
een zondvloed over een
wereld vol goddelozen bracht,

2:6


en als hij de steden van

Sodom en Gomorra
in de as gelegd
en tot omkering veroordeeld heeft,
en zo ten voorbeeld gesteld
voor hen die nog goddeloos zouden
worden,

2:7


en als hij de rechtvaardige Lot,

toen hij doodmoe werd
van de wandel in teugelloosheid
van die onverlaten
daaraan heeft ontrukt,

2:8


want in zien en horen

heeft deze rechtvaardige
zolang hij bij hen woonde
dag aan dag zijn rechtvaardige ziel
met hun wetteloze werken gepijnigd,

2:9


dan weet de Heer vromen

aan beproeving te ontrukken,
en onrechtvaardigen voor een
dag van oordeel vast te houden
om bestraft te worden,-

2:10


het meest hen die,

vlees-en-bloed achterna,
begerig naar bezoedeling voortgaan
en doen alsof er geen Heer is;
als aanmatigende durfals schromen
ze niet heerlijkheden te lasteren,

2:11


terwijl engelen, in sterkte en kracht

hun meerderen, geen lasterlijk oordeel
tegen hen bij de Heer brengen.

2:12


Maar zij zijn als redeloze dieren,

van nature voortgebracht
voor gevangenschap en verderf;
zij lasteren wat zij niet kennen
en in hun verderf zullen zij
ook ten verderve gaan;

2:13


lijden ze onrecht dan is dat

het loon voor onrecht;
een zwelgpartij overdag
beschouwen ze als een genoegen;
schandvlekken en smetten zijn het,
die zwelgen in hun bedrieglijke lusten
als ze samen met u feesten.

2:14


Ze hebben ogen die uitpuilen

van overspel
en met zondigen niet ophouden;
onvaste zielen verlokken ze ermee;
ze hebben een hart dat
volleerd is in hebzucht,
deze kinderen van vervloeking!

2:15


Zij verlaten een rechte weg en verdwalen;

ten einde toe hebben ze
de weg van Bileam van Beor gevolgd,
die loon voor ongerechtigheid liefhad,

2:16


maar een terechtwijzing kreeg

voor zijn tegen-de-wet-ingaan:
een stemmeloos lastdier
dat met de stem van een mens sprak
moest het onverstand van de profeet
stoppen!

2:17


Zij zijn bronnen zonder water, mistflarden

door een stormwind voortgedreven,
voor wie het donker van de duisternis
wordt bewaard.

2:18


Want sprekend in de holle klanken

van vergeefsheid verlokken zij
met vleselijke begeerten en
bandeloosheden hen die
nog maar kort hen ontvluchtten
die in dwaling wandelen,

2:19


door hun vrijheid aan te kondigen

maar zelf dienstknechten te blijven
van het verderf;
want door wie men is overmeesterd
diens dienstknecht is men geworden!

2:20


Want als zij de bezoedelingen

van de wereld zijn ontvlucht
in het kennen van de Heer en redder,
Jezus Christus,
maar door hen er weer worden ingevlochten,
en overmeesterd,
dan zijn voor hen de laatste dingen
erger geworden dan de eerste;

2:21


want het was voor hen beter

de weg der gerechtigheid
nooit gekend te hebben
dan met die kennis zich af te keren
van het heilige gebod dat
hun is overgeleverd.

2:22


Hun is de waarheid

van het spreekwoord overkomen:
‘een hond keert terug naar
zijn eigen braaksel’ (Spr. 26,11),
en: ‘een gewassen varken
naar het rollen in de modder’.

Lees hoofdstuk 1 | Lees hoofdstuk 3