Instellingen

18


Maar het raakt op,

dat jaar,
en ze komen in het tweede jaar tot hem
en zeggen tot hem:
   we verhelen het niet voor mijn heer:

als het zilver op is
en de levende have en het vee
   al naar mijn heer is,

blijft er niets meer over
   voor het aanschijn van mijn heer

dan ons lijf en onze –rode– grond;