Instellingen

19


Dan neemt

Juda’s koning Jehoasj
alle heiligdomsgaven die zijn vaderen
   Jehosjafat, Jehoram en Achazjahoe,
   koningen van Juda, hebben geheiligd,
   en zijn eigen heiligdomsgaven
   en al het goud

dat te vinden was in de schatkamers
   van het huis van de Ene
   en het huis van de koning,-

en zendt dat alles
naar Arams koning Chazaël;
die klimt dan niet langer op tegen Jeruzalem.