Geschieden zal het te dien dage, is de tijding van de Ene, de Omschaarde, dat ik de namen van de afgoden zal wegvagen uit het land zodat er aan hen niet meer gedacht wordt; en ook zal ik de profeten en de geest van de smet laten voorbijgaan uit het land.
3
Geschieden zal het: wanneer iemand nog profeteert, zullen tot hem zeggen zijn vader en zijn moeder die hem voortbrachten: jij mag niet meer leven, want je hebt in de naam van de Ene leugens uitgesproken! Doorsteken zullen hem zijn vader en zijn moeder, die hem voortbrachten, om dat profeteren van hem.
4
Geschieden zal het te dien dage: ze zullen zich schamen, die profeten, ieder voor zijn visioen, om dat profeteren van hem; en nooit meer zullen ze voor hun huichelarij zich kleden in een harige mantel!
5
Zeggen zal zo iemand: ik ben geen profeet,- ik ben iemand die de –rode– grond dient, want als rode-grond-mens heeft men mij geworven van mijn jeugd af!
6
Zal men tot hem zeggen: wat betekenen dan die slagplekken tussen je handen?- zeggen zal hij dan: dat ik ben geslagen in het huis van mijn geliefden! ••
7
Zwaard, ontwaak tegen mijn herder, tegen de man die mijn metgezel is, is de tijding van de Ene, de Omschaarde; sla de herder, dat de schapen verstrooid worden, ik zal mijn hand keren tegen de geringen!
8
Geschieden zal het in heel het land, is de tijding van de Ene: twee delen daarvan worden weggevaagd, die vergaan,- en het derde daarvan zal overblijven;
9
dat derde zal ik doen komen in het vuur; ik zal hen louteren zoals men zilver loutert en hen toetsen zoals men goud toetst; zal dat deel mijn naam aanroepen dan zal ik het antwoorden, en zeggen zal ik: mijn gemeente is dat, en het deel zal zeggen: de Ene is mijn God! ••