Instellingen

1


Psalm 22 (21) • Deus, Deus meus. (Voor de koorleider, op

‘De hinde in het morgenrood’;
een musiceerstuk v. David.)

2


Mijn God, mijn God,
   waarom hebt ge mij verlaten, ✡

ver van mijn redding,
van de woorden die ik brul?

3


‘O mijn God!’-

roep ik bij dag, gij antwoordt niet,- ✡
de nacht door,
maar tot stilte kom ik niet!

4


Gij, Heilige, zijt het ✡

die zetelt
daar waar Israel u looft,

5


bij u wisten onze vaderen zich veilig, ✡

zochten veiligheid
en gij deedt hen ontkomen;

6


tot u schreeuwden zij
   en vonden ontkoming, ✡

zochten veiligheid bij u,
werden niet beschaamd.

7


En ik,- een worm, niets mans meer, ✡

de smaad van de mensen,
geminacht bij de manschap;

8


al wie mij zien drijven met mij de spot, ✡

trekken met de lip,
schudden het hoofd.

9


‘Die wentelde het op de Ene,
   laat die zorgen voor uitkomst, ✡

hem ontrukken,-
hij heeft toch in hem behagen!’

10


Ja, u trok mij uit de schoot, ✡

legde mij veilig
aan de borsten van mijn moeder.

11


Op u ben ik geworpen
   van de baarmoeder af, ✡

sinds mijn moeders schoot
zijt gij mijn God!

12


Blijf dan niet ver van mij
   nu benauwing te na komt, ✡

nu er niemand is die helpt!

13


Omringd ben ik door troepen varren, ✡

Basans buffels sluiten mij in;

14


ze sperden tegen mij open hun muil, ✡

een leeuw
verscheurend en brullend!

15


Ik ben uitgegoten als water,
   uit elkaar liggen

al mijn beenderen,
mijn hart lijkt geworden tot was, ✡
in mijn binnenste
gesmolten!

16


Als een potscherf is verdroogd mijn kracht,

mijn tong aan mijn gehemelte gekleefd, ✡
in het stof des doods legt gij mij neer!

17


Want omringd ben ik

door honden,
kwaadwilligen hebben met z’n allen
mij omsingeld, ✡
doorstoken
mijn handen en mijn voeten.

18


Al mijn beenderen kan ik tellen; ✡

zij, zij kijken toe
en zien het met mij aan.

19


Onder elkaar
   verdelen zij mijn gewaden,- ✡

over mijn kleding
werpen zij het lot!

20


Gij, Ene, blijf toch niet ver!,- ✡

o mijn sterkte,
haast u mij ter hulpe!

21


Ontruk mijn ziel aan het zwaard, ✡

aan de hand van de hond
het enige dat ik heb!

22


Red mij uit de muil van de leeuw, ✡

van de horens van de bizons!-
geef mij antwoord!

23


Vertellen zal ik
   uw naam aan mijn broeders, ✡

in de vergaderde schare zal ik u loven:

24


die de Ene vreest, zingt hem uw lof,

alle zaad van Jakob, geeft hem glorie!- ✡
ducht hem,
alle zaad van Israël!

25


Want hij heeft niet veracht en niet versmaad
   de gebogenheid van een gebukte,

niet voor hem verborgen zijn aanschijn; ✡
toen hij tot hem riep om hulp
heeft hij gehoord.

26


Van u

mijn loflied waar een schare is vergaderd, ✡
ik zal betalen mijn geloften
tegenover wie hem vrezen!

27


Eens eten gebukten
   en worden zij verzadigd,

loven de Ene zij die hem zoeken, ✡
leeft hun hart op voor altijd!

28


Eens worden indachtig
   en keren zich tot de Ene
   alle uithoeken der aarde, ✡

en buigen voor uw aanschijn
alle families van volkeren.

29


Want het koningschap is aan de Ene, ✡

hij is heerser
over de volken!

30


Dan hebben gegeten en buigen voor hem
   alle vetten der aarde,

knielen voor zijn aanschijn
al wie moesten dalen in het stof,- ✡
en wie zijn ziel
niet in leven wist te houden.