uit de wereld van de mensenzonen werd hij verstoten, en zijn hart werd aan dat van het wild gelijk; bij wilde ezels was zijn woonplaats, kruid dat de ossen eten lieten ze hem proeven en van de dauw des hemels werd zijn lichaam nat; totdat hij erkende dat God in den hoge heerst over het koninkrijk van een mens en wie hij wil daarover doet opstaan;
|