Instellingen

1


Maar terwijl Jezus wordt geboren

in Betlehem in Judea,
in de dagen van koning Herodes,
zie, uit het oosten
belanden magiërs in Jeruzalem;

2


zij zeggen: waar is

de koning der Judeeërs die is voortgebracht?-
want wij hebben zijn ster gezien
in het oosten
en zijn gekomen
om hem te huldigen!

3


Maar als koning Herodes dat hoort

is hij geschokt,
en heel Jeruzalem met hem.

4


Hij brengt alle heiligdomsoversten en

schriftgeleerden van de gemeenschap
samen, en heeft bij hen nagevraagd:
waar wordt de Gezalfde geboren?

5


Zij zeggen tot hem:

in Betlehem in Judea;
want zo is geschreven
door de profeet:

6


en jij, Betlehem, land van Juda,

jij bent geenszins de kleinste
onder de leiders van Juda;
want uit jou zal een leidsman
voortkomen die herder zal zijn
over mijn gemeente Israël (Micha 5,1-3)!

7


Dán

roept Herodes in het verborgene
de magiërs
en doet bij hen nauwkeurig navraag
naar de tijd dat de ster is gaan schijnen.

8


Hij stuurt hen naar Betlehem en zegt:

trekt verder en vorst nauwkeurig na
over het jongetje;
en als ge het vindt, verkondigt dat mij,
opdat ook ík kan komen
om het hulde te bewijzen!

9


Gehoor gevend aan de koning

trekken zij verder;
en zie, de ster
die zij in het oosten hebben gezien
is hun vooruitgegaan
totdat hij komt en blijft staan
boven waar het jongetje is geweest.

10


Als zij de ster zien

verheugen zij zich
met zeer grote vreugde.

11


Ze komen het huis binnen

en zien het jongetje,
mét Maria, zijn moeder,
en neervallend
bewijzen zij het hulde;
ze openen hun schatkisten
en bieden hem geschenken aan:
goud, wierook en mirre (Jes. 60,6).

12


En in een droom gewaarschuwd

om niet terug te buigen naar Herodes
wijken zij langs een andere weg uit
naar hun uitwijkstreek.

13


Zij wijken uit,

en zie, een engel van de Heer
verschijnt in een droom aan Jozef
en zegt: word wakker,
neem het jongetje en zijn moeder bij je
en vlucht naar Egypte;
en wees daar
tot ik het je zeg;
want Herodes gaat het jongetje zoeken
om het om te brengen!

14


Hij wordt wakker,

neemt -nog is het nacht-
het jongetje en zijn moeder bij zich,
en wijkt uit naar Egypte.

15


Hij is daar gebleven

tot aan het einde van Herodes,-
zodat in vervulling gaat
wat vanwege de Heer is gezegd
door de profeet, als hij zegt:
uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen

(Hos. 11,1)!