Instellingen

1


Dán

wordt Jezus omhooggevoerd naar de woestijn
door de Geest,
om beproefd te worden door de uiteenwerper.

2


Na veertig dagen en veertig nachten vasten

raakt hij ten slotte uitgehongerd.

3


De beproever komt op hem toe en zegt tot hem:

als je een zoon van God bent,
zeg dan dat deze stenen
broden worden!

4


Maar hij zegt ten antwoord:

er is geschreven:
niet bij brood alleen
zal de mens leven,
maar bij alle spreken dat voorbijtrekt
door de mond van God (Deut. 8,3)!

5


Dán

neemt de uiteenwerper hem mee
naar de heilige stad,
doet hem staan op de dakrand
van het heiligdom

6


en zegt tot hem:

als je een zoon van God bent,
werp jezelf dan naar beneden;
want er is geschreven:
aan zijn engelen zal hij over jou gebieden,
en op handen zullen ze je heffen
opdat je je voet niet
aan een steen stoot (Ps. 91,11-12)!

7


Jezus brengt tot hem uit:

wéér iets dat geschreven is:
je zult de Heer, je God, niet beproeven

(Deut. 6,16)!

8


Weer neemt de uiteenwerper hem mee,

naar een zeer hoge berg;
hij toont hem
alle koninkrijken van de wereld-op-orde
en hun glorie,

9


en hij zegt tot hem:

dat alles zal ik jou geven,
als je neervalt en hulde brengt
aan mij!

10


Dán

zegt Jezus tot hem:
ga weg, satan!–
want er is geschreven:
de Heer, je God, zul je huldigen
en alleen hém vereren (Deut. 6,13)!

11


Dán

laat de uiteenwerper hem los,
en zie, engelen komen tot hem
en hebben hem bediend.