39 | Maar de Heer zegt tot hem: en nu júllie, Farizeeërs!- de buitenkant van drinkbeker en schotel reinigt ge, maar uw binnenkant loopt over van graaierij en boosaardigheid;
| |
40 | stukken onverstand, hij die de buitenkant maakte, heeft hij niet ook de binnenkant gemaakt?-
| |
41 | evenwel, geeft wat erin zit weg als ontferming, en zie, alles is rein voor u!-
| |
42 | echter, wee u, de Farizeeërs!, omdat ge tienden afstaat van de kruizemunt, de wijnruit en álle kruid, en voorbijgaat aan het oordeel en de liefde van God!- men moest het ene doen en het andere niet nalaten!-
| |
43 | wee u, de Farizeeërs, omdat ge de vooraanzitting in de samenkomsten liefhebt, en ook de begroetingen op de markten;
| |
44 | wee u, omdat ge zijt als de graven die onzichtbaar zijn: de mensen die daarboven wandelen weten het niet!
| |
45 | Maar ten antwoord zegt zomaar één van de wetgeleerden tot hem: leermeester, als je dat zegt beledig je ook óns!
| |
46 | Maar hij zegt: ook voor u, de wetgeleerden: wee!, omdat ge de mensen belast met ondragelijke lasten en zelf die lasten met geen van uw vingers aanraakt!-
| |
47 | wee u, omdat ge de grafmonumenten van de profeten bouwt terwijl uw vaderen hen hebben gedood!-
| |
48 | dus zijt gij getuigen en hebt ge mede welbehagen in de werken van uw vaderen, omdat zíj hen wel hebben gedood maar gíj daarop bouwt!-
| |
49 | daarom zegt ook de wijsheid van God: zenden zal ik tot hen profeten en afgezanten, en uit hen zullen ze er doden en vervolgen,-
| |
50 | zodat bij déze generatie zal worden teruggezocht het bloed van alle profeten dat vanaf de grondlegging der wereld is vergoten,
| |
51 | van het bloed van Abel tot aan het bloed van Zacharias die is omgebracht tussen de offerplaats en het Huis; ja, ik zeg u: het zal worden teruggezocht bij deze generatie!-
| |
52 | wee u, de wetgeleerden, omdat ge de sleutel der (Gods)kennis weghaalt; zelf komt ge niet binnen, en wie binnen willen komen verhindert ge het!
| |