Instellingen

14


Je zult een behoeftige en arme dagloner
   niet afpersen,-

of het nu een van je broeders is
of een zwerver-te-gast bij je in je land,
   in je poorten.

15


Op de dag zelf geef je hem zijn loon,-
   daarover mag de zon niet ondergaan;

want een behoeftige is hij,
en dáárnaar
heft hij zijn ziel op;
laat hij niet over jou hoeven roepen
   tot de Ene,

anders zal er zonde wezen door jou…
••

16


Niet zullen vaders worden gedood
   om zonen,

en zonen zullen niet worden gedood
   om vaders:

een man zal om zijn eigen zonde
   worden gedood.

••

17


Buig niet

het recht van een zwerver-te-gast,
   van een wees;

leg geen beslag
op het gewaad van een weduwe.

18


Gedenken zul je

dat je dienstknecht bent geweest in Egypte,
en de Ene, je God,
   je daaruit heeft losgekocht;

dáárom
gebied ik je te doen
dit woord!
••

19


Wanneer je op het veld
   je maaioogst aan het maaien bent
   en je hebt op het veld een garf vergeten,

keer dan niet terug om die mee te nemen,-
voor de zwerver-te-gast,
   voor de wees en de weduwe zal die wezen;

opdat de Ene, je God, je zal zegenen
in alle doen van je hand.

20


Wanneer je je olijfboom afklopt

moet je niet achteraf gaan schudden:
voor de zwerver-te-gast, voor de wees
   en de weduwe zal hij wezen.

••

21


Wanneer je je wijngaard kaal snijdt,

zul je die niet achteraf overdoen:
voor de zwerver-te-gast, voor de wees
   en de weduwe zal hij wezen.

22


Gedenken zul je

dat je dienstknecht bent geweest
   in het land van Egypte;

dáárom
gebied ik je te doen
dit woord!
••