Het geschiedt, zodra Adoni Tsedek, koning van Jeruzalem, hoort dat Jozua het Ai heeft veroverd en in de ban gedaan, -zoals hij gedaan heeft aan Jericho en haar koning, zó heeft hij gedaan aan het Ai en aan haar koning- en dat de ingezetenen van Gibeon met Israël vrede hebben gesloten en in hun nabijheid mogen zijn,
|