17:1 |
|
17:2 |
|
17:3 |
|
17:4 |
|
17:5 |
|
17:6 |
|
17:7 |
|
17:8 |
|
17:9 |
|
Matteüs 17,1-9 In afzondering
De kerk van nu wil graag een open kerk zijn. Ze wil midden in de samenleving staan. Haar bouwsels dragen namen als: De Open Hof, en: Kerk Zonder Drempel, en: Het Zeer Toegankelijk Heiligdom. Iedereen v.h. welkom in onze pluraliteit! Alleen zijn deze kerken vrijwel altijd dicht. En als ze wel eens open zijn (vaak op een zondag), is sterk te ruiken dat de lucht er zeer oud is. Maar dat terzijde.
De ideologie van de Open Kerk Voor Iedereen heeft natuurlijk legio bijbelteksten ter beschikking. Neem het zendingsbevel aan het einde van Matteüs. Heeft Jezus zijn leerlingen er zelf niet op uit gestuurd? En zou Hij ergens een grotere hekel aan hebben dan aan een introverte kerk? Zie je niet voortdurend dat zijn Geest mensen uit hun vrome bespiegelingen blaast, de wereld in? Nou dan. Ingerukt, mars!
Maar er is een andere kant van het verhaal: die van de afzondering, de inkeer, de geheimhouding, de arcaandiscipline, het klooster, de bevinding, de devotie, de gesloten hof (Hooglied 4,12). In een oud boekje vol ‘dagelijkse oefeningen’ las ik hierover. Als we op een berg willen geraken, een geestelijk vergezicht willen genieten (vs. 9), ‘soo moeten wy dickwils ter zijden gaen uyt het gewoel des werelts: wy moeten vergeten ons volk, onse vrienden, ons maegschap, ende het huys van onse ouders; wy en mogen nimant aenhangen als Jesus alleen, om eenen geest met hem te worden.’
Waarom zouden we voortdurend met alles en iedereen in contact moeten staan? Waarom zou de kerk midden in de wereld moeten staan? Is de aanwezigheid van de kerk niet juist gekwalificeerd door een heel bijzonder soort afwezigheid? Is de aanstaande bruid niet juist te herkennen aan haar ietwat afwezige blik? Ze is nog vol van een rendez-vous. Mensen, wat ging haar hart tekeer. Ze verlangt opnieuw naar hem. Wat kan haar de hele wereld schelen?
De wereld kijkt er vreemd van op: ik ben toch de enige realiteit? Ja, ja hoor, geeft het meisje toe. Maar ze is er met haar gedachten overduidelijk niet bij.
Wouter van Voorst